Het boek 'Arbeidsvoorwaarden, beleid en trends' is geschreven voor studenten Personeel en Arbeid, maar ook managers zullen er veel van hun gading in vinden. Met name managers die moeten onderhandelen met werknemersvertegenwoordigers, maar een achtergrond op het sociale beleidsterrein ontberen.
Managers die dit boek op de conventionele wijze lezen, door te beginnen bij het voorkaft en door te lezen tot het achterkaft, zullen het wellicht al na enige hoofdstukken teleurgesteld terzijde leggen. Het eerste deel gaat in op het institutionele kader waarbinnen sociaal beleid tot stand komt. Wetgeving, overheid, sociale partners, de cao etcetera komen daarin op niet al te diepgravende wijze aan bod. Dat valt overigens de auteur niet aan te rekenen, die heeft immers zijn tekst afgestemd op de primaire doelgroep. Maar de gemiddelde manager zal zich meer aangesproken voelen door deel 2. Daarin wordt per hoofdstuk een relevante arbeidsvoorwaarde behandeld. Het gaat om: salariëring, pensioenen, (reparaties van) sociale zekerheid, sociaal plan en verlofregelingen. Een slecht begrijpbare omissie is een hoofdstuk over werktijdregelingen. Op dat terrein is zeer veel gaande, maar in Plugs boek staat slechts een aantal basale opmerkingen, weggemoffeld in het hoofdstuk 'diverse arbeidsvoorwaarden'.
De hoofdstukken over arbeidsvoorwaarden hebben een hoge praktische waarde. Dit komt doordat naast de algemene basisprincipes, ook de actuele ontwikkelingen worden benoemd. Bijvoorbeeld wordt in het hoofdstuk over salariëring, naast een algemene behandeling van functiewaardering en toeslagen, ook de trend tot flexibilisering uitgewerkt. Vormen van individuele flexibilisering op basis van beoordeling of arbeidsmarktwaarde krijgen hun plaats, evenals voorbeelden van collectieve flexibilisering, gerelateerd aan winst of resultaat. Het gegeven dat 'arbeidsvoorwaarden' een basisboek is, slaat in deze hoofdstukken om in een groot voordeel. Op een vlotte wijze geeft de auteur allerlei vuistregels en principes aan, die in de glossy powerpoint-presentaties van de externe adviesbureaus meestal ontbreken, maar waar de manager die met zijn werknemersvertegenwoordiger overlegt, wel weet van moet hebben. Zoals de verhouding tussen minimumschalen en maximumschalen, het gebruikelijke aantal periodieken bij beloningssystemen, het opbouwpercentage en omvang van de franchise bij pensioenen. Jan Plug vertelt ons dit allemaal met op het oog speels gemak, in die doorzichtige bewoordingen en eenvoudige schrijfstijl die een grote kennis van zaken verraadt. Ook overschrijdt hij de scheidslijn tussen feit en mening geregeld en met milde humor: 'Gezien de wijze waarop de overheid al jaren omgaat met de fiscale aspecten van arbeidsvoorwaarden, moeten wij vrezen dat de overheid in de loop der tijd voortdurend aan de (levensloop)regeling zal sleutelen en dat werknemers er als gevolg daarvan binnen de kortste keren geen enkel vertrouwen meer in zullen hebben'. Die zit. Met het hierboven gemaakte onderscheid tussen het algemene deel 1 en het praktischer deel 2, wil overigens niet worden gezegd dat deel 1 voor managers niets interessants bevat. Zo wijst Jan Plug bijvoorbeeld op het belang van de bedrijfscultuur. ('een geheel van geschreven en ongeschreven regels dat het sociale verkeer tussen leidinggevenden en medewerkers, tussen medewerkers onderling en met klanten, leveranciers en overige partijen kanaliseert en vormgeeft'). Het is deze bedrijfscultuur, stelt Plug, die maakt dat arbeidsvoorwaarden niet eenvoudig te wijzigen zijn - en die zorgt dat 'groots opgezette veranderingsplannen' nogal eens vastlopen. Zorg voor draagvlak en wees bereid tot compromissen, is Plugs ogenschijnlijk simpele boodschap. Wie wel eens een wijziging in de arbeidsvoorwaarden heeft meegemaakt, weet echter hoe juist de boodschap is.