Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Recensie

Tijd voor de betekeniseconomie – ik ga voor dik!

Slecht nieuws: de Japanse economie kan niet groeien. Een verklaring hiervoor is het gouden plafond: iedereen heeft alles al, niemand hoeft een derde iPhone. Waarom is dit slecht nieuws? Omdat we móéten groeien! (uit: Tegenlicht 2-9-2013)

Elly Stroo Cloeck | 28 augustus 2018 | 5-7 minuten leestijd

De fixatie met economische groei is een van de onderwerpen van Tijd voor de Betekeniseconomie van Kaj Morel. In dit boekje gaat hij in op het ontstaan van ons huidige economisch denken: de vrijemarkteconomie, en op een alternatief: de betekeniseconomie. Het boek bestaat uit vier hoofdstukken die je in elke willekeurige volgorde kunt lezen.

Het eerste hoofdstuk gaat over de invloed van economie op ons leven. In dit hoofdstuk staat een zorgwekkend voorbeeld van wat economisch denken met ons doet: in een experiment krijgen een groep studenten astronomie en een groep studenten economie aan het begin èn het eind van hun studiejaar twee vragen. Stel, je vindt een envelop met $100, en ook de naam en adres van de eigenaar. Bezorg je het terug? Stel, je ontvangt een factuur voor een zakelijke transactie, met een fout in jouw voordeel. Laat je dat corrigeren? De studenten economie kozen aan het eind van hun studiejaar veel vaker voor eigenbelang dan aan het begin. Bij de studenten astronomie was er geen verschil. De economische studie, die gaat over de rationele mens die de voor zichzelf gunstigste optie kiest, beïnvloedt de mens, verhoogt zijn hebzucht. In plaats dat de theorieën beschrijven hoe de mens handelt, schrijven ze het voor. Dit komt mede doordat het vakgebied economie zich heeft ontwikkeld van een gedragswetenschap tot een overwegend wiskundige wetenschap, waardoor de theorieën als objectief en ‘waar’ worden beschouwd. Alsof je al het menselijk gedrag in wiskundige formules kunt vatten!

Het tweede hoofdstuk behandelt de kenmerken van het vrijemarktdenken, waarvan de uitgangspunten onder andere zijn: hebzucht is goed, economische groei moet, werk is belangrijk en wie hard werkt wordt rijk. Is economische groei belangrijk voor onze welvaart, het uitbannen van armoede? Of is het van middel tot doel verworden, zoals het voorbeeld van ‘de crisis’ in Japan suggereert?

Het derde hoofdstuk licht een aantal onprettige gevolgen van de vrijemarkteconomie uit, waaronder de ontwikkeling dat alles als koopwaar kan worden beschouwd. Als voorbeeld hierbij worden de ‘viaticals’ opgevoerd. Doodzieke mensen verkopen hun levensverzekeringspolis aan een investeerder tegen een relatief lage uitkering per direct. De zieke kan zijn laatste dagen leuker en beter verzorgd doorbrengen, de investeerder heeft na korte tijd een leuk rendement. Werkte prima voor aids-patiënten, totdat aidsremmers op de markt kwamen. Toen werden er rechtszaken gevoerd omdat de zieken niet (snel genoeg) doodgingen.

Het vierde hoofdstuk gaat in op de betekeniseconomie. Hierin worden de 10 uitgangspunten van de betekeniseconomie uiteengezet:

1. Mensen willen zich altruïstisch gedragen (in plaats van louter egoïstisch);

2. De gemeenschap is het hoogste goed (in plaats van individuele vrijheid);

3. Gemeenschappelijke hebzucht is het fundament (in plaats van individuele hebzucht);

4. Betekenismaximalisatie is de drijvende kracht (in plaats van individuele nutsmaximalisatie);

5. Betekenis is schaars (in plaats van geld);

6. Economie draait om de lange termijn (in plaats van om de korte termijn);

7. Economie gaat om het dienen van belangen (in plaats van het vervullen van behoeften). Een mooi voorbeeld is de tabaksindustrie, dat vervult wel een behoefte maar dient geen belang behalve dat van de producent;

8. Economie draait om betekenisvolle groei (in plaats van groei om te groeien);

9. Alleen het scheppen van ‘dikke waarde’ is economisch verantwoord (in plaats van ‘dunne waarde’)

10. De rechtvaardige prijs weegt het zwaarst (in plaats van de marktprijs). Soms is de marktprijs gewoon te laag (bijvoorbeeld door uitbuiting in de productieketen) of te hoog, het houdt geen rekening met moraliteit.

De terminologie van’ dikke en dunne’ waarde was nieuw voor mij, en wordt door een aansprekend voorbeeld uitgelegd. Een hamburger bij McDonalds kost EUR 1,20. Kan dat wel, zo goedkoop? Wat kost een hamburger eigenlijk? Als je de subsidies zou afschaffen (op rundvlees, water, etc) komt er EUR 12 bovenop de productiekosten. Als je alle (toekomstige) gezondheidszorg- en milieukosten meeneemt nog eens EUR 7. Een hamburger kost dus eigenlijk EUR 20. De eter betaalt minder dan EUR 2, de maatschappij EUR 19. McDonalds maakt winst, maar creëert geen waarde, integendeel. Dit heet ‘dunne’ waarde. Pas als de waarde van een product of dienst hoger is dan de totale kosten, kun je spreken van ‘dikke’ waarde. Ik ga voor dik!

De auteur ging voor dun (het boekje telt 95 pagina’s ex referenties), maar schrijft erg toegankelijk, met veel voorbeelden en quotes. Je hoeft niet financieel geschoold te zijn om zijn analyses te begrijpen en te waarderen. De link met identiteitsmarketing aan het begin en eind van het boek vond ik wat gezocht, maar begrijpelijk aangezien de auteur identiteitsmarketingspecialist is, geen econoom. Het boek is echter volstrekt niet vanuit marketingperspectief geschreven en interessant voor vrijwel iedereen. Het geeft inzicht in het ontstaan van de vrijemarkteconomie, en toont aan dat het onderliggende neoliberale denken ’onze’ eigen keuze was in de jaren 80 van de vorige eeuw. We kunnen nu dus ook andere keuzes maken!

De auteur put uit een aantal bronnen, waaronder Kate Raworths Donuteconomie, Hans Achterhuis’ De utopie van de vrije markt en Tomas Sedlaceks De economie van goed en kwaad. In het begin van het boek ontleent de auteur wel erg veel aan Donuteconomie, dat vond ik daarom wat minder interessant. Uit de andere twee boeken wordt ook erg veel gequote, de auteur stelt dat hij heeft gemerkt dat veel mensen de inzichten van deze boeken niet kennen, terwijl ze de ontwikkeling van de economie veel beter kunnen beschrijven dan hij. Begrijpelijk, maar als je deze boeken wèl kent, kan het saai worden.

Het laatste hoofdstuk, wat ingaat op de betekeniseconomie, had wel wat uitgebreider gekund, het is maar 20 pagina’s en bestaat voornamelijk uit het omkeren van en afzetten tegen de huidige economische praktijk. Ik had graag meer uitwerking gezien van principes en voorbeelden hoe het anders kan. Ook de argumentatie waarom de betekeniseconomie niet de zoveelste utopie is, had wat uitgebreider en diepgaander gekund. Misschien bij de volgende druk? Dan kunnen er ook wat storende typo’s worden weggepoetst.

Elly Stroo Cloeck is specialist op het gebied van GRC en Internal Audit. Daarnaast schrijft ze samenvattingen en recensies van managementboeken. Ze ontving dit boek van Managementboek.nl om te recenseren.

Over Elly Stroo Cloeck

Elly Stroo Cloeck is project- en interim-manager op het gebied van Finance, Internal Audit en Risk Management. Daarnaast schrijft ze recensies en samenvattingen van managementboeken.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden