De meeste mensen vinden brainstormen leuk. Veel leuker dan de wekelijkse stafmeeting of het werkoverleg - helemaal als er dan ook nog een weekeindje op de hei aan vast wordt geknoopt. Denk u eens in: bijna elke afdeling binnen elke organisatie in dit land organiseert minstens één keer per jaar een brainstorm. Als al die bijeenkomsten tot originele, uitvoerbare ideeën zouden leiden die vervolgens worden opgevolgd, dan was Nederland naar alle waarschijnlijkheid veruit het meest innovatieve land ter wereld.
Helaas, de werkelijkheid ziet er heel anders uit. Want brainstormen is een hele kunst. Een goede brainstorm kan weliswaar fantastische resultaten opleveren, maar het kan op vele manieren mis gaan. En dat gaat het dan ook. Zo vraagt alleen al de voorbereiding specifieke aandacht, is het van groot belang dat degene die een brainstorm leidt enig benul heeft van groepsdynamiek en – waarschijnlijk grootste spelbreker van allemaal – is de opvolging op wat er zoal is bedacht in zeker meer dan de helft van de gevallen ronduit beroerd.
Die kennis heeft Wichert van Engelen, innovatiemanager van beroep en in het verleden in die hoedanigheid werkzaam bij de Postbank, naar de pen doen grijpen. En aangezien Van Engelen – die over de ondergang van diezelfde Postbank het hoogst onderhoudende boek Blauw bloed schreef – al eerder bewees aardig te kunnen schrijven, waren we nieuwsgierig naar Brainstormen met resultaat. Anders dan zijn vorige boek is dit niet alleen bedoeld om te lezen, maar om iets te leren en daar vervolgens ook iets mee te doen.
Het moet gezegd: Van Engelen kan nog steeds schrijven. Dat bewijst hij met een heldere verteltrant, een goed gestructureerd betoog en veel relevante voorbeelden. Wilt u begrijpen hoe een goede brainstorm werkt? Waarom oordelen funest kan zijn en de opmerking ‘ja maar’ te allen tijde gemeden moet worden? Lees dan gerust dit boek en gebruik het na lezing als naslagwerk bij de praktijk. Daar leer je het kunstje immers pas echt.
Toch is er nog wel wat op 'Brainstormen met resultaat' aan te merken. Aan de opvolging en inbedding binnen de organisatie van de gegenereerde ideeën besteedt Van Engelen wel aandacht, maar het is summier. En dat terwijl tien tegen één daar voor organisaties de grootste winst is te halen. Wie herkent niet de situatie waarbij iedereen enthousiast is over een nieuw idee, om een jaar later – bij de eerstvolgende brainstorm – te bemerken dat datzelfde idee inderdaad geweldig was, maar het stadium van 'goed idee' nooit is ontstegen. Dergelijke mechanismen zijn hardnekkig en het zou dit boek gesierd hebben als Van Engelen er niet een paragraaf (19.2) maar een heel hoofdstuk aan had gewijd.