Uit zes casestudies is gebleken dat het merendeel van de fusiebedrijven er niet in geslaagd is lange termijndoelstellingen te verwezenlijken. Maurist van Os deed wetenschappelijk onderzoek naar Koninklijke/Shell (1907), Enka-Glanzstoff (1929/1969), VWF-Fokker (1969), Estel (1972), Reed Elsevier (1993) en Corus (1999). Hoogovens komt tweemaal aan bod, in 1972 met Hoesch en in 1999 als Corus. Vandaar vijf bedrijven en zes casestudies. Maurits van Os is historicus en werkzaam binnen het Bintproject (Bedrijfsleven In Nederland in de Twintigste eeuw) van het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur in Utrecht. De Koninklijke Shellgroep krijgt in het boek de meeste bladzijden toegemeten. Eerder was de auteur namelijk al betrokken bij de geschiedschrijving van dat bedrijf. Als zoon van een Shell-employee vind ik dat niet erg. Het is uiterst boeiend om de geschiedenis van de grootste Nederlandse bedrijven op een prettige manier voorgeschoteld te krijgen. Je herinnering wordt er flink van opgefrist. Maar 'Grensoverschrijdende fusies in de twintigste eeuw' doet meer dan dat. Het boek geeft ook veel informatie die de krantenartikelen niet gehaald heeft. Ik ben in ieder geval feiten tegen gekomen die ik niet kende. Bijvoorbeeld dat in het geval van Reed Elsevier de kwaliteit van het bestuur negatief werd beïnvloed door de matige beheersing van het Engels van enkele Nederlandse bestuurders. En dat voor een wetenschappelijke uitgever! Het begrip fusie heeft over het algemeen geen positieve klank. De Utrechtse fusieprofessor Henk Schenk berekende al dat tweederde van de fusies en overnames geen meerwaarde oplevert en dus als een mislukking getypeerd moet worden. En ook deze studie komt tot de wetenschappelijke conclusie dat grootschalige reorganisaties, vaak het gevolg van die fusies, nadelig uitwerken op de positie van werknemers en consumenten. Het integratieproces dat na een fusie op gang komt, kan leiden tot banenverlies of tot minder ontwikkelingsmogelijkheden voor het personeel. Voor veel van de bestudeerde fusies gold dat de integratie nadelig uitpakte voor de werknemers. Voor consumenten gold hetzelfde. De fusies resulteerden veelal niet in lagere productprijzen of een betere dienstverlening aan de klanten. Een fusie met een buitenlandse partner kan in sommige gevallen leiden tot een verslechtering van de nationale kenniseconomie, omdat R&D-afdelingen naar het buitenland verdwijnen. Aandeelhouders profiteren op langere termijn evenmin van een fusie. Met dit in het achterhoofd kunnen we ons afvragen of we de populariteit van grensoverschrijdende fusies wel moeten toejuichen. Zouden Nederlandse ondernemingen niet wat huiveriger moeten zijn om te fuseren met een buitenlandse onderneming? Dit soort wijze lessen staan er in 'Grensoverschrijdende fusies in de twintigste eeuw'. Maar ja, we weten al lang dat we weinig leren van de geschiedenis.(Antonveneta ABN-AMRO, Fortis, Ahold-US Foodservice etcetera, etcetera). De lezers van dit boek doen dat misschien wel!
Recensie
Grensoverschrijdende fusies in de twintigste eeuw
Op 13 november 2008 promoveerde bedrijfshistoricus Maurits van Os aan de Universiteit van Utrecht. In zijn dissertatie staat de vraag centraal: hoe komt het dat bepaalde grensoverschrijdende fusies een succes worden en andere niet? In 'Grensoverschrijdende fusies in de twintigste eeuw' doet hij verslag van zijn onderzoek naar een zestal fusies die in de twintigste eeuw hebben plaatsgevonden. Conclusie: het is zeer moeilijk is om een volledig gelijkwaardige fusie te realiseren en maar weinig ondernemingen slagen hier daadwerkelijk in. Het is voor Van Os zelfs de vraag of een gelijkwaardige fusie dan ook wel bestaat. Belangrijke lessen in een uiterst leesbaar boek.
Arie Buvens
|
2 oktober 2009