In 'De stad 2.0' komt het begrip uit de titel verder niet meer terug. Wel heeft Jeb Brugmann het vaak over 'de Stad' (met hoofdletter 'S'), waarmee de auteur het mondiale systeem aanduidt van met elkaar verbonden, onderling afhankelijke individuele steden en megasteden. Mondialisering is volgens hem een bij uitstek stedelijk fenomeen, waarbij lokale ontwikkelingen en tendensen wereldgebeurtenissen kunnen beïnvloeden - en omgekeerd natuurlijk. Van de migranten in de auteurs thuisstad Toronto tot die in de Indiase sloppenstad Dharavi, van het verval van Detroit tot de stadsvernieuwing in Barcelona: overal ziet de auteur parallellen, overeenkomsten maar ook grote verschillen, die duidelijk maken dat de ontwikkeling van 's werelds steden, hoe divers ook, niet meer geïsoleerd kan worden beschouwd.
Brugmann heeft zijn boek onderverdeeld in drie delen. Deel I heet 'De stedelijke revolutie' en bespreekt, vaak aan de hand van heel concrete case studies, het ontstaan van de Stad en de rol van migratie en migranten daarin. Deel II, 'De stuurloze stad', gaat in op wat de auteur 'drie situaties van stedelijke strategie' noemt: de stad in crisis, de kansrijke en strategische stad. Van die laatste situatie bespreekt hij vervolgens drie voorbeelden in het deel 'Strategie voor een stedelijke planeet': Curitiba (Brazilië), Barcelona en Chicago. Deze steden laten volgens Brugmann alle drie geslaagde vormen van strategisch 'urbanisme' zien, waarmee ze een succesvol antwoord hebben geformuleerd op problemen uit het verleden en toekomstige uitdagingen met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Wat Brugmann precies verstaat onder 'urbanisme', toch een sleutelbegrip in het boek, blijft lang nogal vaag. Het wordt in elk geval van meet af aan afgezet tegen wat hij het 'stadsmodel' noemt, het planmatig neerzetten van gestandaardiseerde stadswijken zonder oog voor specifieke lokale omstandigheden. Op pagina 223 treffen we eindelijk een definitie aan: 'Urbanisme is een stad zodanig ontwerpen, bouwen, gebruiken en beleven dat haar economie, politiek, sociale leven en ecologie versterkt worden en coherent zijn met de gemeenschappelijke aspiraties en waarden.' In de loop van het boek is dan gaandeweg al gebleken wat Brugmann daarbij belangrijk vindt, zoals uitputtend overleg met zoveel mogelijk partijen, het centraal stellen van lokale belangen en culturele waarden, het respect voor de geschiedenis van een plek, het combineren van publieke en private middelen, maar ook de commerciële levensvatbaarheid van een project. Zijn ideale urbanisme (dat dus per definitie in elke stad op een andere manier gestalte moet krijgen) is een vorm van overlegcultuur die veel weg heeft van het oer-Hollandse, en bij ons inmiddels door velen verfoeide, 'polderen'. (Overigens komen in het boek geen Nederlandse voorbeelden voor.) 'De stad 2.0' is geen bijzonder systematische uiteenzetting geworden over hoe de Stad tot stand is gekomen, of hoe onze planeet haar onstuitbare groei zal kunnen overleven. Wel biedt het boek een aantal behartenswaardige aanbevelingen voor planologen, stadsbestuurders en andere betrokkenen bij de ontwikkeling van stedelijke gebieden. De uitgebreid beschreven voorbeelden uit het boek betreffen vooral steden in Azië en Noord-Amerika maar kunnen een bron van inspiratie zijn voor iedereen die met deze materie bezig is. Het optimisme van Brugmann (over bijvoorbeeld de overlevingsdrang en ondernemerszin van migranten wereldwijd) is bovendien aanstekelijk en doet denken aan het werk van wijlen C.K. Prahalad. De voornaamste verdienste van dit boek is misschien wel dat het de stad (en de Stad) als economisch, cultureel en sociaal verschijnsel de plek geeft die zij verdient: in het centrum van de aandacht. Steden zijn de belangrijkste geografische eenheden geworden; juist nu onze wereld steeds kleiner wordt, doet locatie er meer toe dan ooit. Michael Porter en Richard Florida hielden het ons al eerder voor: de wereld is niet plat. 'De stad 2.0' levert daarvoor opnieuw overvloedig en overtuigend bewijsmateriaal.