Op vijftien september is het precies tien jaar geleden dat de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers failliet ging, en daarmee bijna de volledige wereldeconomie met zich meetrok. Die tijdsspanne is te kort voor een historische terugblik: kijk naar de beurscrash van 1929, waarvan de ergste naschokken zich in 1939 nog moesten openbaren. Maar zo'n mooi rond getal leent zich wel voor een voorlopige stand van zaken. In Gecrasht kijkt Columbia University-historicus Adam Tooze hoe de ernstigste financiële crisis sinds de Grote Depressie de wereld heeft herschapen, en welke gevolgen dat kan hebben voor de toekomst.
Wat direct opvalt is hoe behendig de wereldwijde paniek destijds in de kiem is gesmoord. Na jarenlang roekeloos speculeren met kredietderivaten die gekoppeld waren aan overgewaardeerde huizenprijzen balanceerde niet alleen Lehman Brothers, maar het gehele financiële stelsel op het randje van de totale instorting, en het is nog steeds angstaanjagend hoe rakelings we destijds langs het rampscenario van een run op de banken, hyperinflatie, en chaos in de straten zijn gescheerd.
Gelukkig wist een handjevol spelers het hoofd koel te houden en het ergste gevaar af te wenden. De Amerikaanse Federal Reserve begon massaal schatkistpapier op te kopen, wankelende banken als Citigroup en Bank of America kregen een miljardeninjectie om hun schulden af te betalen, en mede dankzij een stimulusprogramma van zevenhonderd miljard dollar van de toenmalige president Barack Obama kwam de economie weer in rustiger vaarwater.
Maar waar Obama en de zijnen de financiële oorlog wisten te winnen, verloren ze de politieke vrede. Tot de dag van vandaag is in de Verenigde Staten geen bankier of verantwoordelijke voor de kredietcrisis aangeklaagd, en terwijl de Amerikaanse werkloosheid richting tien procent ging en miljoenen huizen nog onder water stonden keerde Citi een jaar later alweer doodleuk vijf miljard dollar aan bonussen uit.
De acute dreiging van 2008 maakte daarmee plaats voor een veel sluipender gevaar: een etterende vertrouwenscrisis van boze burgers. Tooze wijst op talloze vormen van rebellie die sindsdien in het westen zijn opgeborreld, zoals de Amerikaanse Tea Party, een protestbeweging tegen een met biljoenen strooiende overheid, of Occupy Wall Street, dat de kloof tussen arm en rijk aan de kaak stelt - maar ook de volksopstand in Oekraïne, de opkomst van autocratische leiders in Oost-Europa, en Brexit. Eveneens is een directe lijn te trekken tussen Lehman Brothers en de opkomst van Donald Trump, een vuilbekkende showman zonder politieke ervaring die appeleert aan het onderbuikgevoel van menig achtergebleven kiezer.
Ondertussen draait de (zichtbare) economie weer als een tierelier: de Amerikaanse beurs bevindt zich sinds eind augustus officieel in de langste bull market in de geschiedenis. Maar met het besef dat elke hoogconjunctuur uiteindelijk in een recessie eindigt, een sluimerende handelsoorlog tussen Amerika en de rest van de wereld en de destabiliserende chaos uit het Witte Huis moet de werkelijke rekening van de kredietcrisis wellicht nog komen.
Wat in ieder geval niet is veranderd, is de goedgelovigheid van investeerders die snel rijk willen worden en de bereidheid van rücksichtlose zwendelaars om daarop in te springen. Het meest extreme voorbeeld van de afgelopen tien jaar is waarschijnlijk het Amerikaanse biotechbedrijf Theranos, dat een revolutionaire nieuwe bloedtest claimde te hebben ontwikkeld. In Bad Blood schetst Wall Street Journal-reporter John Carreyrou hoe de medische startup zevenhonderd miljoen dollar wist los te peuteren van investeerders als de Mexicaanse telecommagnaat Carlos Slim en Betsy deVos, Amerika's huidige Minister van Onderwijs. De geschatte waarde van Theranos bedroeg op het hoogtepunt maar liefst negen miljard dollar, wat de destijds 31-jarige oprichter Elizabeth Holmes (op papier althans) tot een van ‘s werelds jongste miljardairs maakte, todat Carreyrou op de voorpagina van zijn krant onthulde dat het wonderbedrijf op één grote leugen berustte. Sindsdien is de waarde van Theranos gedaald tot nul, en moet Holmes zich binnenkort bij de rechter verantwoorden voor acht aanklachten van fraude.
Carreyrou betoogt dat Holmes niet is begonnen als oplichter, maar dat ze verstrikt raakte in een belofte die ze niet kon waarmaken. Als scheikundestudente aan Stanford University ontwikkelde ze een technologie om met slechts één druppeltje bloed een patiënt op honderden mogelijke ziektes te testen. De methode, die gebruik maakte van een speldenprikje in plaats van een enge injectienaald, vertoonde zo'n potentieel dat Holmes haar studie opgaf en ondernemer werd. Maar naarmate de wetenschappelijke onderbouwing voor haar onderzoek uitbleef zocht Holmes haar heil in haar werkelijke talenten: bedriegen en bedreigen. Ze zoog omzetcijfers uit de duim, verkondigde het fabeltje dat het Amerikaanse leger gebruik maakte van haar bloedtesten in Afghanistan, en nodigde toenmalig vice-president Joe Biden uit om een kijkje te nemen in een nep-laboratorium in New Jersey.
Achteraf is het schokkend om te zien hoe Holmes met intimidatie en ontslagen haar gesjoemel tot zulke grote hoogtes heeft kunnen opkloppen: op een gegeven moment telde het bedrijf achthonderd werknemers die onder de duim moesten worden gehouden. Nog onthutsender is dat zelfs Amerika's politieke zwaargewichten niet immuun bleken voor kuddegedrag: in Theranos' raad van toezicht zetelde naast voormalig presidentieel adviseur Henry Kissinger ook James Mattis, de huidige Minister van Defensie onder Donald Trump.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.