Onlangs ervoer een verslaggever van Humo de gevolgen van stress – een week lang mocht hij zich niet douchen, werd hij delen van de nacht wakker gehouden en moest hij stressvolle dingen doen als zwartrijden en bedelen. Hij begon zijn artikel als volgt:
Elk jaar sterven – ruim bekeken – 110 miljoen mensen aan stress-gerelateerde aandoeningen. Stress speelt een perfide rol bij de zes belangrijkste doodsoorzaken van onze tijd, en toch heeft het een air van onschuldige alledaagsheid, omdat we er allemaal weleens mee sukkelen wanneer we onszelf, onze carrière en het drama van de dag achternahollen. Eén specialist formuleert het zo: ‘Stress is een dodelijke machine en we vinden de uitknop niet meer.’
Het is inmiddels het clichébeeld van stress: het vermoordt ons. Zorgt het niet meteen voor een hartaanval, dan verhoogt het toch zeker de kans erop in de komende maanden of jaren. Een greep uit de krantenkoppen van de afgelopen maanden leert dat stress Alzheimer veroorzaakt, schadelijker is dan passief roken en de darmflora van ongeborenen kan beïnvloeden.
De ‘stress doodt’-boodschap zit ook – of eerder: vooral – achter de technieken die verlichting beloven van stress. Om het nut van meditatie of yoga te benadrukken, moet namelijk eerst worden gesteld hoe slecht het is om stress niet te vermijden of verminderen. Na het verband tussen stress en een willekeurige ziekte – vaak geldt hoe erger, hoe beter – is de weg vrijgemaakt voor de techniek, pil of methode. Uit cijfers van het NOC*NSF blijkt dat yoga in 2014 de snelst groeiende sport in Nederland was, terwijl bijna 20 procent van de Nederlanders in onderzoeken aangeeft te mediteren – 10 procent doet dat zelfs regelmatig.
Na het idee dat stress ons sloopt, zijn we misschien eerder geneigd om mee te doen met een antistress-programma, maar helpt het ons nu echt? Het is een van de vragen waarop gezondheidspsycholoog Kelly McGonigal zich richt in haar prachtige boek Sterker met stress – waarom stress goed voor je is en hoe je er goed in wordt. Jarenlang benadrukte ze, zoals bijna al haar collega’s, hoe slecht stress voor je is en hoe je dit zou moeten vermijden. Om vervolgens tips te geven om stress te verlichten. ‘Zelfs als de stressverminderingstechnieken die ik onderwees – zoals lichaamsbeweging, meditatie en sociale verbondenheid – wel echt nuttig waren, ondermijnde ik dan niet hun gunstige effecten als ik daarnaast de boodschap uitdroeg dat stress giftig is? Was het mogelijk dat ik in de naam van stressbeheersing, meer kwaad dan goed had gedaan?’
Het is de ironie van een deel van de geïndustrialiseerde samenleving in een notendop: veel van de industrie, die ons zoveel stress bezorgt, is er inmiddels op gericht om die stress weer te verdrijven. En faalt hopeloos, want ieder jaar lijken meer mensen ten onder te gaan aan stress.
Het doel om stress te vermijden of verminderen is hopeloos, schrijft McGonigal. ‘Psychologen hebben ontdekt dat proberen stress te vermijden leidt tot een significante vermindering van het gevoel van welbevinden, tevredenheid met het leven en geluk.’ En: ‘Een dergelijk doel kan je zelfs uitputten. Zo vroegen onderzoekers aan de Universiteit van Zurich studenten naar hun doelen, om hen vervolgens een maand lang te volgen. Tijdens twee typische stressvolle perioden – tentamens en kerstvakantie – rapporteerden degenen met de sterkste wens om stress te vermijden het vaakst een achteruitgang in hun concentratievermogen, lichamelijke energie en zelfbeheersing. (...) Psychologen noemen deze vicieuze cirkel stressgeneratie. Het is de ironische consequentie van pogingen stress te vermijden: uiteindelijk creëer je meer bronnen van stress, terwijl je de hulpbronnen uitput die je zouden moeten ondersteunen.’
Een belangrijk idee in het boek van McGonigal is dat het tijd wordt voor een ander beeld van stress. Stress is namelijk niet alleen iets dat ons sloopt of vermoordt, het geeft ons ook energie om dingen te doen die belangrijk voor ons zijn. In de woorden van twee stressonderzoekers in Harvard Business Review: ‘Het evolutionaire doel van de stress response was om het lichaam en geest beter te laten functioneren, om ons te helpen te groeien en de uitdaging aan te gaan.’
‘Als samenleving falen we grotendeels in het framen van stress als potentiele mogelijkheid om te verbeteren en missen we vaak mogelijkheden om te leren van en groeien uit stressvolle momenten. Dat betekent niet dat we ervoor pleiten om alle stressoren als iets positiefs te zien; maar we betogen dat je je stress respons omarmt als een krachtig instrument om je te helpen de uitdagingen van het leven te overkomen, want die uitdagingen kunnen – en zullen – zich voordoen.’
Handvatten om stress te omarmen biedt McGonigal in haar boek. ‘Verwelkom’ de stress ‘door die te herkennen als een respons op iets waar je om geeft. (...) Wat staat hier op het spel, en waarom kan het je wat schelen?’ De volgende stap is gebruik te maken van de energie die de stress geeft, schrijft ze, ‘in plaats van die te verspillen aan het beheersen van de stress. Wat kun je op dit moment doen dat aansluit bij je doelen en waarden?’
Goed, dit klinkt misschien wat zweverig – helemaal als je het zet tegenover de bevindingen dat stress je vermoordt. Om tegenwicht te bieden aan deze resultaten, opent McGonigal haar boek met onderzoek waaruit blijkt dat het misschien wel de ‘mindset’ ten opzichte van stress is die levens verkort. Uit een onderzoek onder 30.000 Amerikanen bleek dat bij mensen die hadden aangegeven dat ze stress schadelijk achtten voor hun gezondheid, het overlijdensrisico in de acht jaar erop was toegenomen met 43 procent ten opzichte van mensen die stress niet als een gezondheidsrisico zagen.
McGonigal: ‘In plaats van voor eens en voor altijd te willen bepalen ‘Is stress slecht?’ of ‘Is stress goed?’, ben ik nu meer geïnteresseerd in begrijpen hoe de houding die we aannemen tegenover stress ertoe doet.’