Topvrouw Agnes Jongerius van het FNV pleit sinds kort actief voor een wettelijke verankering van het zogenaamde ‘Noorse Model’. Dit model schrijft voor dat ten minste veertig procent van de topposities van de Noorse bedrijven door vrouwen moet worden bekleed. Lukt dat niet, dan volgen niet mis te verstane sancties.
Mede omdat het Noorse model in het ‘thuisland’ behoorlijk heeft gewerkt, wordt nu gepleit voor invoering in Nederland van datzelfde model. Maar zijn de situaties wel vergelijkbaar, of worden er appels met peren vergeleken? En is het echt zo belangrijk dat er meer vrouwen in de top van bedrijfsleven en overheid komen?
Om met de laatste en gemakkelijkste vraag te beginnen: ja! Recent onderzoek van McKinsey & Company laat duidelijk zien dat bedrijven waar vrouwen het sterkst vertegenwoordigd zijn in de top van het (senior) management, ook de beste prestaties boeken. Het in 2007 gepubliceerde rapport ‘Women Matter’ gaat met name over de gevolgen van geslachtsdiversiteit voor de structurele prestaties van bedrijven. Er bestaan ondertussen grote verschillen binnen Europa, maar een ding is zeker: Nederland komt er met een percentage van zeven procent vrouwelijk topmanagement niet best vanaf. We hoeven het dus niet langer te hebben over de relevantie van de discussie en kunnen ons dus richten op de best te hanteren methodes.
Allereerst is het zinvol eens te kijken naar de oorzaken waarom het Noorse model zo goed heeft gewerkt. Eva Bugge, ambassadeur van Noorwegen in Den Haag, legt op de officiële website van de ambassade uit hoe dat zit. Volgens haar is het met name te danken aan het feit dat er in haar land niet slechts één maatregel is genomen om de arbeidsparticipatie van vrouwen op topposities te bevorderen (het quotum) maar een heel scala aan maatregelen.
Een belangrijk fundament werd gelegd door de wil van overheid, werkgevers en werknemers om gezamenlijk te komen tot een evenredige verdeling van middelen en de invoering van vergaande wetgeving op het gebied van gelijke behandeling. Verder heeft de Noorse regering in het verleden besloten dat een deel van de aardolieopbrengsten wordt aangewend voor sociale doelen en demografische uitdagingen, zoals vergrijzing. Daarnaast werd via sociale hervormingen voorzien in een Nationaal Verzekeringsstelsel waarmee bijvoorbeeld het recht op ouderschapverlof of het recht om thuis op zieke kinderen te passen, wordt bekostigd.
Een van de belangrijkste sectoren voor het bevorderen van ‘gendergelijkheid’ is volgens Eva Bugge de kinderopvang. De Noorse regering heeft dan ook heel bewust goede, betaalbare en wettelijk verankerde faciliteiten op dit terrein gecreëerd voor alle kinderen jonger dan zes jaar.
Een laatste maar niet te onderschatten factor die de gelijkheid de laatste dertig jaar heeft bevorderd, is het openbare debat waar iedereen - dus niet alleen vrouwen - aan heeft deelgenomen. Dit heeft de houding tegenover vrouwenemancipatie positief beïnvloed. Want ook uit het eerder genoemde McKinsey rapport blijkt overduidelijk dat wanneer de overwegend mannelijke bestuursvoorzitters in Nederland niet overtuigd zijn van deelname van vrouwen aan de top, er sowieso niets verandert!
Bij onze eigen organisatie probeer ik ondertussen ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke partners en senior consultants aan te trekken. Zonder aan positieve discriminatie te doen overigens, en al evenmin door alléén met quota te werken.