Een kleine dertig jaar geleden was het onderdrukt denken nog zo gewoon. Ook hier in Nederland als het zo uitkwam. ‘Daar weet ik niets van. Daarvoor moet je bij de baas wezen. Daar word ik niet voor betaald. Dat hoort niet in mijn takenpakket.’ Je zag het ook in de hiërarchie in organisaties, de formele stijl van leidinggeven, gericht op controle en beheersbaarheid, de krakkemikkige omwenteling van taak naar taak- en mensgericht leidinggeven. Maar zonder visie bleef het managen dus een reactief karakter houden.
Persoonlijk meesterschap of eigenaarschap was toen ‘een aap op andermans schouder’. Probleem en oplossingsgericht, zeker, maar zeker niet authentiek en zijnsgericht. ‘Lifetime employment’ raakte uit de mode, mobiliteit raakte ‘in’. Maar medewerkers gaven hun gewoonterecht niet zomaar op. De onderliggende aannames van ‘daar heb ik recht op, een goede werkgever zorgt voor zijn mensen tot zijn pensioen’ bleken wel heel stevig verankerd in ons denken. Het coachen was voor stumpertjes die er zelf niet uitkwamen. Soms werd een coach gebruikt als een verlengstuk van het management om een exitgesprek te legitimeren. ‘Zie je wel, ook met coaching als extra investering verbetert je functioneren niet, dus ….’
Begin jaren negentig was het begrip coaching een woord. Zoals er zo veel woorden zijn. Wat ‘hummen’. Wat voel je? Wat vind je er zelf van. Meer niet. In het bedrijfsleven en in opleidingen had coaching geen betekenis. Het open gesprek werd beoefend en geoefend in gestructureerde vorm, vaak feedback geven. Maar dat op een manier die in de praktijk niet gebruikt werd. ‘De praktijk is anders, dus ….’
Managers stuurden medewerkers naar opleidingen en voorkwamen op die manier dat ze hun kritiek moesten uiten. Hoe lastiger de medewerker werd ervaren, hoe langer de opleiding ‘Ik ben gestuurd door mijn baas.’ Dat hoor je nu toch nog weinig. Nu vraagt men zelf om een coach en weet men zelf een coachvraag te formuleren. Gaat er ook zelf mee aan de gang.
Achteraf zijn de jaren negentig wat wonderlijk. Het IK-tijdperk nam met de dag steviger vormen aan: Ik-talent, IK-BV, IK-competenties. Er lijkt zich zelfs een heuse waterscheiding te voltrekken: de ‘flexibelen’, de jonge generatie, en de starre ‘dino’s’, de vijftigers. Maar ook in coaching is er de afgelopen tien, twintig jaar veel gebeurd. Rond de eeuwwisseling worden die ontwikkelingen goed duidelijk. Coaching krijgt als begeleidingsstijl zijn betekenis en zijn eigen plek. Iedereen coacht! Je ziet ervaringsdeskundigen en organisatieadviseurs die hun stijl aanpassen, managers onderkennen de noodzaak. De waarde die toegekend wordt aan coaching loopt vooruit aan de invulling ervan en dan gaat het snel. We praten tegenwoordig over eigenaarschap, de ijsberg, over hoe gedachten gedrag beïnvloeden, de praktische psychologie voor managers doet zijn intrede. Zelfstandig denken en een eigen mening uiten, is opeens heel gewoon. Er is een groot verschil tussen onderliggende aannames rond 1990 en nu. Loopbaancoaching is een ‘fact of life’. Wie doet het niet? Omgaan met je frustraties en elkaar aanspreken zijn in het maatschappelijke en organisatieverkeer belangrijke items die meer en met betekenis op de voorgrond komen.
Maar wat een verschil in zo’n korte tijdsbestek. Dat is het leuke van af en toe terugblikken en zien dat vanzelfsprekendheden soms nog heel jonge verworvenheden zijn. En het ‘verwerven’ is nog niet ten einde: teamcoaching, één- op-één-coaching, conflictcoaching en organisatiecoaching, allemaal nieuwe varianten die zich gestaag de wereld ‘in ontwikkelen’. Werkwijzen zijn professioneel en transparant, er is ruimte voor creativiteit.
Over tien jaar is coaching definitief geen ‘woord’ meer, maar een woord met betekenis. En is dan de modegril voorbij!
Over Pierre Pieterse
Pierre Pieterse was tot februari 2022 hoofdredacteur van Managementboek Magazine.