Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Dick Ruimschotel

‘Governance codes werken nu een beetje als bliksemafleider’

In achthonderd pagina’s legt jurist en sociaal wetenschapper Dick Ruimschotel uit hoe toezicht in Nederland wordt vormgegeven: bij overheid, semioverheid en bedrijfsleven. Wanneer is het goed, wanneer faalt het. Goed toezicht dus! ‘Welke commissaris zou zijn leven –net als de strandwacht- wagen voor het toezichtsbelang dat in het geding is.’

Ronald Buitenhuis | 21 november 2014 | 5-7 minuten leestijd

Waarom moest dit wel zeer lijvige boek –een soort magnum opus- er komen?
De aandacht voor toezicht is enorm toegenomen de laatste jaren, maar het diepe begrip stokt. Er is veel modieusheid en imitatie; elkaar napraten dus. De wereld hangt van toezicht aan elkaar. Maar wat Goed toezicht nu eigenlijk is, is niet goed doordacht. Als je goed begrijpt wat de basisprincipes van goed toezicht zijn, diep inzicht dus, kun je beter toezicht houden.

U noemt honderd kwaliteiten voor goed toezicht. Niet alleen een paar vaak genoemde ‘Onafhankelijk, professioneel, slagvaardig, transparant’ maar ook aardig, communicatief en rechtvaardig….. Is honderd niet wat veel? Wat is nu echt goed toezicht?
Honderd kwaliteiten is inderdaad als prijsschieten voor kinderen: altijd raak. Wat mij betreft zou er voor een toezichthouder één principe bovenuit moeten steken: effectiviteit. Met effectiviteit bedoel ik dat een organisatie in meer of mindere mate bereikt waarvoor deze is opgericht. Dat moet ook het sturingsmechanisme zijn voor toezicht; zicht op de functies van toezicht en de mate waarin daarin voldaan wordt. Toezicht moet duidelijk verschil maken met de situatie waar er geen toezicht zou zijn. Dus preventie en ‘vroeg signalering’ van problemen en risico’s enerzijds en anderzijds een groei van de economische en maatschappelijke betekenis van een organisatie. Ik denk dat goed toezicht zeker mogelijk is als je voldoet aan de in het boek geformuleerd ‘adequate toezichtcyclus’. Daarbij helpt het als je goed opgeleid bent en over de juiste informatie en instrumenten beschikt. Daar zit wel een dilemma. Misschien moeten we de normen voor toezicht als beroep (DNB, AFM, NVWA) en toezicht als taak (school, vereniging) wel uit elkaar halen. Daar nuance in maken door niet dezelfde criteria te hanteren. Professionals versus amateurs. Raden van commissarissen en raden van toezicht zitten daar wat tussen in; het zijn meer dan welwillende vrijwilligers, maar het zijn vaak geen professionele instanties of professionals.

Toch, in uw boek Goed toezicht vergelijkt u goed toezicht ook met een strandwacht. Wat kan een DNB-toezichthouder leren van een strandwacht. Wat bindt hen in toezicht?
Een strandwacht vertegenwoordigt eigenlijk alles wat een toezichthouder is en moet zijn. Een strandwacht is typisch een wakend, zorgend en beschermend figuur, die risico zal proberen te voorkomen en die ingrijpt als er gevaar dreigt. De strandwacht maakt het verschil met de situatie waar er geen toezicht zou zijn. Hij/zij kent een toegemeten verantwoordelijkheid, waarbij hij speciaal belast is met het toezien op een specifiek cluster van verhoogde risico’s op een afgegrensd domein. De strandwacht beschikt over een overzichtspositie in de vorm van een verhoogde stoel, waardoor hij tegelijk een goede informatiepositie krijgt, eventueel geholpen door een verrekijker en hulpmiddelen. De meeste strandwachten stralen een zeker gezag en vertrouwen uit, die de objectieve en subjectieve veiligheid bevorderen. We doen wat ze zeggen en al zeggen ze niets, we voelen ons in en buiten het water veiliger alleen al door hun aanwezigheid. Belangrijk ook, ze combineren zichtbaarheid met een zekere afstand of onzichtbaarheid, een verstandige mix.

En waarom voldoen veel toezichthouders niet aan het beeld van de strandwacht?
Of er echt veel toezichthouders niet voldoen onttrekt zich aan mijn beoordeling en ik denk dat de meeste mensen dit niet weten . De periodieke monitoringcommissies beoordelen bijvoorbeeld alleen de naleving van de toepasselijke governance codes, niet de algemene kwaliteit van toezicht. Bovendien hangt een oordeel hierover af van wie je allemaal als stakeholders beschouwt. En het hangt af van het toepasselijke beoordelingsframe: gaat het om het perspectief van commercialiteit, rechtmatigheid of maatschappelijke relevantie? Als ik al twijfels heb over de professionaliteit, dan twijfel ik nog meer aan de professionaliteit van mensen die de toezichtfunctie vervullen als commissaris of lid van de raad van toezicht. Los van bekwaamheid heb ik ook vraagtekens bij de motivatie. Laat ik een tegenvraag stellen: welke commissaris zou zijn leven wagen voor het toezichtbelang dat in het geding is – zoals een strandwacht dat eventueel zou doen als het leven van een badgast wordt bedreigd?

U beschrijft een aantal casussen in uw boek: Ahold, financiële crisis, Vestia…. Als we daar een saus overheen gooien, waarom gaat het in de breedte verkeerd?
Ik denk dat het niet terecht is dat incidenten het beeld bepalen. Dat is niet logisch; heel veel grote rampen zijn er niet. Je moet ook niet alleen naar incidenten kijken. Bij incidenten is het zichtbaar, hoorbaar, voelbaar misgegaan. Wat mij opviel bij de casussen is dat er veel in de organisatie en het toezicht niet goed ging, nog voordat er sprake was van een incident. Bij Ahold was het accountantstoezicht niet goed, aan het begin van de kredietcrisis was het toezicht van banken zelf en het toezicht op de banken niet goed, bij Vestia functioneerde de RvB solistisch en was er gebrekkig toezicht op de RvB, maar bij hoeveel organisaties functioneert de organisatie en het toezicht wel goed? Mijns inziens is het grotere probleem dat toezicht niet echt goed weet, hoe goed of hoe slecht er het allemaal in die organisaties of sectoren aan toe gaat.

Dragen (governance) codes bij aan goed toezicht?
Governance codes geven een duidelijker verdeling van verantwoordelijkheden van de hoofdrolspelers bij toezicht (AVA, RvC en RvB). Het toezicht wordt er in de eerste plaats helderder van, niet per se beter. Een aantal normen zoals over duur aanstelling en hoogte beloning zijn vooral bedoeld om misbruik en promotie van eigenbelang te voorkomen. Maar verder gaat het vooral om het regelen van eigenaarstoezicht of belangentoezicht. Vanuit de samenleving is het belang van governance codes tot nog toe betrekkelijk gering, lijkt mij. Codes werken nu een beetje als bliksemafleider; als bedrijven hieraan voldoen, doen ze het goed in termen van nemen van eigen verantwoordelijkheid. Maar die codes halen voor mijn gevoel ten onrechte een spanningsveld weg tussen bedrijven en samenleving. We kunnen de codes beter tot wet maken en de spanning weer opzoeken in discussies als duurzaamheid en het voldoen aan maatschappelijke normen. Ik zie in het bedrijfsleven een grotere rol voor toezicht in de vorm van onafhankelijker klachtentoezicht en voor sectoraal toezicht dat inhoudelijk is en verder gaat dan wat marginaal tuchtrecht.

Over Ronald Buitenhuis

Ronald Buitenhuis is freelance journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden