Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Misschien was het nog te vroeg

De regeling van de schriftelijke wilsverklaring euthanasie in artikel 2, tweede lid, Wtl vanuit een strafrechtelijk perspectief

Specificaties
E-book, 592 blz. Pdf met watermerkbeveiliging | Nederlands
Boom Juridische Uitgevers | 1e druk, 2021
ISBN13: 9789089745057
Rubricering
Hoofdrubriek : Juridisch
Boom Juridische Uitgevers Pdf met watermerkbeveiliging 1e druk, 2021 9789089745057
Direct te downloaden

Samenvatting

Sinds 2002 heeft een arts op grond van art. 2 lid 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) de mogelijkheid euthanasie toe te passen bij een inmiddels wilsonbekwame patiënt op basis van een schriftelijke wilsverklaring. De zorgvuldigheidseisen uit art. 2 lid 1 Wtl zijn ‘van overeenkomstige toepassing’. De vraag rijst of dat wringt nu de arts niet of nauwelijks met de patiënt kan communiceren over het verzoek, het lijden en over redelijke andere oplossingen.

Deze studie inventariseert de (juridische) problemen van de bestaande wettelijke regeling van de schriftelijke wilsverklaring aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis en de toetsingspraktijk (inclusief de ‘koffie­euthanasiezaak’ over euthanasie bij dementie). De studie gaat in op de vraag welke alternatieve modaliteiten denkbaar zijn, of er noodzaak is de wet aan te passen en zo ja, hoe een voorstel daartoe er concreet uit zou moeten zien. Het boek voorziet in een uitgebreide analyse van art. 2 lid 2 Wtl en bevat documentatie van (wets)voorstellen, standpunten uit rapporten en literatuur en de bijbehorende discussies.

Trefwoorden

Specificaties

ISBN13:9789089745057
Taal:Nederlands
Bindwijze:e-book
Beveiliging:watermerk
Bestandsformaat:pdf
Aantal pagina's:592
Druk:1
Verschijningsdatum:6-4-2021
Hoofdrubriek:Juridisch

Over Liselotte Postma

Liselotte Postma (1985) studeerde Modern History and International Relations aan de Rijksuniversiteit Groningen en Rechtsgeleerdheid, variant strafrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij is universitair docent straf(proces)recht aan de Erasmus. Universiteit Rotterdam en maakt deel uit van het onderzoeksproject “Doctors and criminal lawyers dealing with death and dying: Multidisciplinary and Empirical Perspectives on Medical Decision Making at the End of Life”, van het Erasmus Medisch Centrum en Erasmus School of Law.

Andere boeken door Liselotte Postma

Inhoudsopgave

1 Inleiding 19

DEEL 1 29
2 Opkomst en achtergrond van een fenomeen: de schriftelijke wilsverklaring euthanasie 31
2.1 Inleiding 31
2.2 Levensbeëindiging op verzoek vóór 1886: de zaak Slotboom 31
2.3 Euthanasie en hulp bij zelfdoding in het Wetboek van Strafrecht1886 33
2.3.1 Art. 293 Sr (1886): levensberoving op verzoek 33
2.3.2 Art. 294 Sr (1886): hulp bij zelfdoding 37
2.3.3 Verschil art. 293 en art. 294 Sr (1886) 38
2.4 Geen uitzonderingspositie voor de arts 39
2.5 De eerste ‘euthanasie’- strafzaken in Nederland (1908-1969) 42
2.6 Absolute eerbied voor het menselijk leven 45
2.7 De oude medische ethiek aan het wankelen gebracht 46
2.8 Confrontatie met de mondige burger 51
2.8.1 Liberaal klimaat jaren ’60 en ‘70 51
2.8.2 Euthanasie: een ‘artsenprobleem’ 53
2.8.3 Uitgangspunt debat: bespreekbaar maken van euthanasie 54
2.9 Opkomst schriftelijke wilsverklaringen in de zorg 54
2.9.1 De schriftelijke verklaring van weigering van medische behandeling juridisch bindend 54
2.9.2 De schriftelijke wilsverklaring euthanasie volgensRoscam Abbing (1972) 56
2.9.3 Wat strafbaar is, is niet toegelaten. Een ‘geldige’ wilsverklaring volgens de Commissie Medische Ethiek (1972) 58
2.9.4 Schriftelijke wilsverklaring in de jaren ’70 nog niet (ruimschoots) in omloop 60
2.10 De schriftelijke wilsverklaring als pressiemiddel voor nadere wetgeving 61
2.10.1 Van actiegroep naar NVVE 61
2.10.2 Schriftelijke wilsverklaring als middel ter bevordering legalisatie euthanasie 62
2.10.3 De schriftelijke wilsverklaring uit de begintijd van de NVVE: het levenstestament 65
2.10.4 Het levenstestament van de NVVE vanuit juridisch perspectief: onzekerheid 68
2.11 De ‘euthanasieverklaring’ van de Stichting voor Vrijwillige Euthanasie 70
2.11.1 De Stichting voor Vrijwillige Euthanasie: bewuste meningsvorming bevorderen 70
2.11.2 Voorkeur term ‘euthanasieverklaring’ in plaats van ‘levenstestament’, door SVE en notariaat 70
2.11.3 Een wilsverklaring als ‘verzekering’ tegen zinloze verlenging van het leven 71
2.11.4 De concept-verklaring van de SVE 72
2.12 Gezamenlijke standpuntbepaling schriftelijke wilsverklaring: NVVE en SVE 74
2.13 Confrontatie met de schriftelijke wilsverklaring in de zorg 75
2.13.1 Advies Nationale Ziekenhuis Raad 75
2.13.2 KNMG standpunt schriftelijke wilsverklaring euthanasie (1978) 77
2.14 Introductie: verweren in euthanasiezaken 78
2.15 Voorzet ontwikkeling zorgvuldigheidseisen door rechtbanken 81
2.16 Het jaar 1984: standpuntbepaling van de KNMG en het Schoonheimarrest 85
2.16.1 KNMG standpunt 1984 85
2.16.2 HR 27 november 1984: het Schoonheim-arrest 87
2.17 Samenvatting en conclusie 96

3 Een concept-regeling voor de schriftelijke wilsverklaring door de Staatscommissie Euthanasie (1985) 99
3.1 Inleiding: advies toekomstig overheidsbeleid euthanasie gewenst 99
3.2 Voorafgaand aan de Staatscommissie Euthanasie 100
3.2.1 Commissie Muntendam 100
3.2.2 Kloof wetgeving en maatschappelijke realiteit: advies toekomstig overheidsbeleid gewenst 105
3.2.3 Voorzet commissie Belinfante (Gezondheidsraad) 106
3.2.4 Reactie NVVE en SVE: ondertekenaar zélf verantwoordelijk voor wilsverklaring en risico’s 110
3.3 De Staatscommissie Euthanasie (1982-1985): introductie 111
3.4 Standpuntbepaling omtrent schriftelijke wilsverklaring aangewezen (1983) 113
3.4.1 Onderzoeksgegevens Hilhorst en de NVVE 114
3.5 Indeling verschillende categorieën medische levensbeëindiging/levensverkorting en meningspeiling Staatscommissie (1983) 116
3.6 De Staatscommissie is verdeeld: analyse minderheids- en meerderheidsstandpunt (1983/84) 121
3.6.1 Model A: ‘minderheidsmodel’ 121
3.6.2 Model B: ‘meerderheidsmodel’ 121
3.7 Van meerderheidsstandpunt naar advies: concept-wettekst 292bis Sr en voorstel tot wijziging art. 293 Sr, lid 1 t/m 4 129
3.7.1 Het voorgestelde art. 293 Sr in het licht van het KNMG standpunt en Schoonheim-arrest 132
3.8 De schriftelijke wilsverklaring onder de aandacht: hoorzittingen Staatscommissie (1984) en het voorgestelde vijfde lid art. 293 Sr 134
3.9 De schriftelijke wilsverklaring als (rechtsgeldig) verzoek? (discussie 1984) 136
3.10 Op weg naar een concept-regeling van de schriftelijke wilsverklaring. Nadere discussie (1985) 139
3.11 De schriftelijke wilsverklaring en de zorgvuldigheidseisen 143
3.12 De schriftelijke wilsverklaring in de concept-wettekst: art. 293 lid 5 Sr 147
3.13 Samenvatting en conclusie 154

4 Balanceren tussen ‘euthanasie’ en ‘levensbeëindiging zonder verzoek’. Concepten voor een regeling van de schriftelijke wilsverklaring (1985-1999) 159
4.1 Inleiding 159
4.2 Twee voorstellen, één advies: Initiatiefwetsvoorstel WesselTuinstra/Kohnstamm, een kabinetsvoorstel en het advies dan
de Raad van State (1985-1986) 160
4.2.1 Initiatiefwetsvoorstel Wessel-Tuinstra 160
4.2.2 Proeve van het kabinet (1986) 164
4.2.3 Twijfel over bepaling(en) schriftelijke wilsverklaring door Kamerleden 167
4.2.4 Debat over euthanasie op de lange baan geschoven 169
4.2.5 Advies Raad van State (juni 1986) omtrent initiatiefwetsvoorstel en Proeve 169
4.3 Beter geen wet dan een slechte wet? Het wetsvoorstel kabinet Lubbers II (1987/1988) 171
4.4 Met installatie commissie Remmelink (1990-1991) euthanasievraagstuk op laag pitje gezet? 179
4.4.1 Meldingsprocedure euthanasie 180
4.4.2 Commissie Remmelink: interpretatie resultaten sterfgevallenonderzoek 180
4.5 Levensbeëindiging zonder verzoek als achilleshiel van de praktijk: evaluatie meldingsprocedure 185
4.6 Commissie Aanvaardbaarheid Levensbeëindigend handelen (1985-1997) 186
4.7 De CAL en levensbeëindiging op verzoek in het beginstadium van dementie: problematisch 187
4.8 De CAL over de patiënt met gevorderde dementie en een schriftelijke wilsverklaring 189
4.9 De CAL: geen acute noodsituatie bij patiënt met gevorderde dementie met schriftelijke wilsverklaring 191
4.10 Initiatiefwetsvoorstel 1998: geen plaats voor de schriftelijke wilsverklaring 194
4.11 Regionale toetsingscommissies en schriftelijke wilsverklaringen (1998-2001) 196
4.12 Evaluatie toetsingsprocedure 2000-2001: terughoudendheid uitvoering euthanasie alleen op basis van een schriftelijke wilsverklaring 199
4.13 Samenvatting en conclusie 200
4.14 Conclusie deel 1 202

DEEL 2 203
5 Wettelijke ‘erkenning’ van de schriftelijke wilsverklaring. Parlementaire geschiedenis art. 2 lid 2 Wtl (1999-2002) 205
5.1 Inleiding 205
5.2 Wetsvoorstel toetsing levenseindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding: doel, strekking en inhoud 207
5.2.1 Euthanasie strafbaar, geen ‘medische exceptie’, maar een bijzondere strafuitsluitingsgrond voor artsen 208
5.2.2 De wettelijke zorgvuldigheidseisen 209
5.2.3 Hoofdregel luidt: voldoe aan álle eisen, maar een onvolkomenheid kan tóch zorgvuldig handelenbetekenen 210
5.2.4 Wettelijke verankering Regionale Toetsingscommissies Euthanasie, afstemming OM en Inspectie 211
5.2.5 Zelfbeschikking versus barmhartigheid 213
5.2.6 Besluitvormingsproces arts in overleg met patiënt 215
5.3 Noodzaak erkenning schriftelijke wilsverklaring euthanasie volgens regering 217
5.3.1 Art. 2 lid 2 Wtl betreft levensbeëindiging op verzoek 218
5.3.2 Groot aantal schriftelijke wilsverklaringen euthanasie 221
5.3.3 ‘Erkenning’ schriftelijke wilsverklaring geeft rust, vertrouwen en ‘betrekkelijke’ rechtszekerheid 223
5.3.4 Passende aanvulling op negatieve wilsverklaring WGBO 224
5.4 Notitie Juridische status van schriftelijke wilsverklaringen (1999) 224
5.4.1 Negatieve wilsverklaring: weigering van toestemming 226
5.4.2 Schriftelijke wilsverklaring euthanasie 227
5.4.3 Schriftelijke wilsverklaring als richtsnoer bij besluitvorming omtrent verdere behandelingen? 229
5.4.4 Geen rol voor een positieve schriftelijke wilsverklaring in de Wet medisch wetenschappelijk
onderzoek met mensen 230
5.5 Zoeken naar de juiste woorden. Art. 2 lid 2 Wtl in het oorspronkelijke wetsvoorstel 231
5.5.1 ‘tenzij hij gegronde redenen heeft het verzoek niet in te willigen’ 231
5.5.2 ‘Overeenkomstig het eerste lid’: betekenis en toepassing onduidelijk 234
5.5.3 Amendement Dittrich: zorgvuldigheidseisen ‘van overeenkomstige toepassing’ 236
5.6 Enkele ‘uiteindelijk niet aangenomen’ amendementen en moties: laat art. 2 lid 2 vervallen, meer onderzoek en voorlichting gewenst. 240
5.7 Eerste Kamer over de schriftelijke wilsverklaring 243
5.8 Uitleg zorgvuldigheidseisen in geval van een schriftelijke wilsverklaring 245
5.8.1 Invulling en beoordeling zorgvuldigheidseisen heikel punt 245
5.8.2 Vrijwillig, weloverwogen (en duurzaam) verzoek (art. 2 lid 1 onder a) 245
5.8.3 Uitzichtloos en ondraaglijk lijden (art.2 lid 1 onder b) 260
5.8.3.1 Het ervaren van ondraaglijk lijden en de patiënt met dementie 267
5.8.3.2 Intermezzo: verdere maatschappelijke discussie gewenst (Gezondheidsraad 2002) 273
5.8.4 De arts heeft de patiënt voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten (art. 2 lid 1 onder c) 275
5.8.5 De arts is met de patiënt tot de overtuiging gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was (art. 2 lid 1 onder d) 276
5.8.6 Raadplegen van ten minste een onafhankelijke arts, die de patiënt heeft gezien en zijn oordeel heeft gevormd over de zorgvuldigheidseisen (art. 2 lid 1 onder e) 278
5.8.7 De levensbeëindiging is medisch zorgvuldig uitgevoerd (art.2 lid 1 onder f) 280
5.9 Samenvatting en conclusie 281

6 Euthanasie op basis van een schriftelijke wilsverklaring in de toetsingspraktijk 287
6.1 Inleiding 287
6.2 Terughoudendheid toepassing schriftelijke wilsverklaring blijkens eerste wetsevaluatie (2007) 289
6.2.1 Eerste wetsevaluatie Wtl (2007): toepassingsproblemen schriftelijke wilsverklaring 289
6.2.2 Reactie kabinet: schriftelijke wilsverklaring noch overschatten, noch irrelevant 292
6.2.3 Nota bene. Bevoegdheid Rte’s bij dementie ?! 293
6.3 De tweede wetsevaluatie en de regeling van de schriftelijke wilsverklaring (2012) 296
6.3.1 Discussie n.a.v. ‘eerste’ Rte oordeel gevorderde dementie: bevestiging doodswens in actuele situatie vereist? 296
6.3.2 Regeling van de schriftelijke wilsverklaring volgens de tweede wetsevaluatie: een ‘nog niet geheel opgehelderde rechtsvraag’ 298
6.3.3 Code of Practice 300
6.4 Maatschappelijke onduidelijkheid over de regeling van de schriftelijke wilsverklaring: communicatie met de wilsonbekwame patiënt vereist? 301
6.4.1 KNMG standpunt inzake Euthanasie 2003 (en nadere uitleg 2012) 301
6.4.2 Standpunt KNMG te beperkt? 304
6.4.3 Op weg naar meer juridische en praktische duidelijkheid omtrent de schriftelijke wilsverklaring?
Ambtelijke werkgroep en de handreikingen schriftelijk euthanasieverzoek 306
6.4.4 De handreikingen schriftelijk euthanasieverzoek (artsenversie en publieksversie) 308
6.5 Derde evaluatie Wtl: (wederom) terughoudendheid artsen ten aanzien van euthanasie op basis van een schriftelijke wilsverklaring 311
6.6 Tussenconclusie 313
6.7 Oordelen art. 2 lid 2 Wtl-situatie in cijfers: zeer beperkt aantal meldingen 314
6.7.1 Gevorderde dementie 315
6.7.2 Wilsbekwaam: toch geen art. 2 lid 2 Wtl-situatie 316
6.7.3 Schematisch overzicht oordelen euthanasie bij dementie op basis van een schriftelijke wilsverklaring 320
6.7.4 De schriftelijke wilsverklaring in verband met coma/ verlaagd bewustzijn 323
6.7.5 De schriftelijke wilsverklaring met betrekking tot een patiënt met afasie 327
6.7.6 Minderjarigen met een schriftelijke wilsverklaring 328
6.8 Zorgvuldigheidseis a): vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt 328
6.8.1 Interpretatie vrijwillig en weloverwogen verzoek volgens de EuthanasieCode 2018 329
6.8.2 Het eerste Rte-oordeel met betrekking tot art. 2 lid 2 Wtl bij dementie 332
6.8.3 Communicatie met de wilsonbekwame patiënt: niet vereist, wel van belang 334
6.8.4 Diagnose dementie: extra behoedzaamheid vereist t.a.v. wilsbekwaamheid 335
6.8.5 De wilsverklaring is geen ‘kluisdocument’: de Huntington-casus 338
6.8.6 Het belang van een consistente wens 340
6.8.7 De meerwaarde van actualiseren en bespreken wilsverklaring 342
6.8.8 Behandelrelatie geen vereiste, wel ‘actie’ uitvoerend arts nodig 343
6.8.9 De meerwaarde van een heldere (handgeschreven) schriftelijke wilsverklaring 346
6.8.10 De meerwaarde van eventuele kleine aanwijzingen 348
6.8.11 (Ontbreken van) contra-indicaties 349
6.8.12 Wilsverklaring een conditio sine qua non bij een patiënt met verlaagd bewustzijn? 351
6.8.13 Tussenconclusie: vrijwillig en weloverwogen verzoek ‘van overeenkomstige toepassing’ 355
6.9 Zorgvuldigheidseis b): uitzichtloos en ondraaglijk lijden 356
6.9.1 Interpretatie uitzichtloos en ondraaglijk lijden volgens de EuthanasieCode 2018 356
6.9.2 Euthanasieverzoek kan alleen ingewilligd worden bij uitzichtloos en ondraaglijk lijden in de actuele situatie 360
6.9.3 Meerwaarde bespreken wilsverklaring en dossiervorming voor vaststellen ondraaglijk lijden 363
6.9.4 Interpreteren van lichaamstaal en verbale reacties nodig in de actuele situatie 366
6.9.5 Extra behoedzaamheid vaststellen ondraaglijk lijden 368
6.9.6 Uitzondering: lijden bij gesedeerde patiënt 370
6.9.7 Tussenconclusie: ondraaglijk en uitzichtloos lijden ‘van overeenkomstige toepassing’ 371
6.10 Zorgvuldigheidseis c): patiënt is voorgelicht over zijn situatie en vooruitzichten 372
6.10.1 EuthanasieCode over zorgvuldigheidseis c 372
6.10.2 Zorgvuldigheidseis c in art. 2 lid 2 Wtl- oordelen van de commissie: allemaal conform de zorgvuldigheidseis 373
6.10.3 Voorlichting t.a.v. situatie ‘verlaagd bewustzijn’ versus ‘gevorderde dementie’ 375
6.10.4 Tussenconclusie: voorlichting situatie en vooruitzichten ‘van overeenkomstige toepassing’ 375
6.11 Zorgvuldigheidseis d): ontbreken redelijke andere oplossing 376
6.11.1 Betekenis zorgvuldigheidseis d volgens de EuthanasieCode. 376
6.11.2 Oordelen: combinatie andere zorgvuldigheidseisen 377
6.11.3 Tweemaal niet voldaan aan zorgvuldigheidseis d 379
6.11.4 Tussenconclusie: geen redelijke andere oplossing ‘van overeenkomstige toepassing’ 381
6.12 Zorgvuldigheidseis e): raadplegen onafhankelijk SCEN-arts 381
6.12.1 Betekenis zorgvuldigheidseis e volgens de EuthanasieCode. 381
6.12.2 Zorgvuldigheidseis e in relevante oordelen: geen enkele keer ‘onzorgvuldig’ 383
6.12.3 Zien is vereist, communiceren niet 383
6.12.4 Naast consulent een ter zake deskundige arts raadplegen 386
6.12.5 Onderlinge verhouding tussen (verschillende) meningen van artsen 389
6.12.6 Positief-advies van de SCEN-arts geen garantie voor ‘zorgvuldige’ euthanasie 392
6.12.7 Toestand van verlaagd bewustzijn 392
6.12.8 Tussenconclusie: raadplegen onafhankelijk consulent ‘van overeenkomstige toepassing’ 395
6.13 Zorgvuldigheidseis f) uitvoering medisch zorgvuldig 395
6.13.1 EuthanasieCode over medisch zorgvuldige uitvoering 395
6.13.2 Toedienen premedicatie volgens Rte-oordelen 398
6.13.3 Afwijken richtlijn: ‘hulp bij zelfdoding’ bij wilsonbekwame patiënt 401
6.13.4 Voornemen tot uitvoering 402
6.13.5 Tussenconclusie: medisch zorgvuldige uitvoering ‘van overeenkomstige toepassing’ 404
6.14 Samenvatting en conclusie 404

7 Euthanasie bij gevorderde dementie: een unieke (straf)zaak 407
7.1 Een unieke zaak 407
7.2 De schriftelijke wilsverklaring van de (nog) wilsbekwame patiënt 409
7.3 Euthanasieverzoek in schriftelijke wilsverklaring (on)dubbelzinnig? 410
7.3.1 Rte: restrictieve lezing schriftelijke wilsverklaring 410
7.3.2 Ruimte voor interpretatie schriftelijke wilsverklaring? 411
7.3.3 Ook de bedoeling van de patiënt is van belang 413
7.4 Naar een toestand van wilsonbekwaamheid 417
7.4.1 Omslagmoment: van wilsbekwaam naar wilsonbekwaam? 417
7.4.2 Toch opgenomen in een verpleeghuis 419
7.4.3 Positief advies twee SCEN-artsen 420
7.4.4 Levensbeëindiging 421
7.5 Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen? 422
7.5.1 Rte, tuchtrechters en OM versus de rechtbank, P-G en de Hoge Raad 422
7.5.2 Overtuiging uitzichtloos en ondraaglijk lijden 426
7.5.3 Voorlichting over situatie en vooruitzichten 432
7.5.4 Geen redelijke andere oplossing 434
7.5.5 Advies van ten minste één andere, onafhankelijke arts 436
7.6 Vrijwillig en weloverwogen verzoek ter discussie 437
7.6.1 Rte: zonder eenduidige wilsverklaring of concreet mondeling verzoek geen vrijwillig en weloverwogen verzoek 438
7.6.2 Openbaar ministerie; duidelijkheid gewenst omtrent verifiëren doodswens in actuele situatie 439
7.6.3 Rechtbank: herroepen doodswens door wilsonbekwame in strijd met strekking Wtl 442
7.6.4 Discussie: herroepen is een recht, of althans een optie waarmee de arts rekening moet houden, ook voor de patiënt met gevorderde dementie 443
7.6.5 Contra-indicaties volgens rechtbank en P-G 446
7.6.6 Hoge Raad over contra-indicaties 449
7.7 Verhouding schriftelijke wilsverklaring, het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het uitdrukkelijk en ernstig verlangen tot levensbeëindiging 450
7.8 Discussie over medisch zorgvuldige uitvoering 455
7.9 Terughoudende opstelling strafrechter t.a.v. ‘medisch handelen’ 458
7.10 Reacties: ook na ‘cassatie in het belang der wet’ blijven dilemma’s bestaan 459
7.11 Samenvatting en conclusie 462
7.12 Conclusie deel 2 463

DEEL 3 467
8 Verkenning van alternatieve modaliteiten voor regeling van
de schriftelijke wilsverklaring 469
8.1 Inleiding 469
8.2 De Belgische Euthanasiewet in een notendop: algemene beschouwing 470
8.2.1 Geen codificatie van jurisprudentie 472
8.2.2 Controle en evaluatie door FCEE 472
8.2.3 Euthanasie: geen recht voor de patiënt en geen plicht voor de arts 473
8.3 De wilsbekwame patiënt met een actueel euthanasieverzoek (art. 3 BE) 475
8.3.1 Dialoog tussen uitvoerend arts en patiënt basis voor besluitvorming 478
8.3.2 Onderscheid (niet) binnen afzienbare tijd overlijden 479
8.3.3 Verwarring schriftelijk euthanasieverzoek 479
8.4 Euthanasie op grond van een voorafgaande schriftelijke wilsverklaring: art. 4 BE 4808. 4.1 De patiënt lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke aandoening 482
8.4.2 Betekenis ‘voor het geval dat hij zijn wil niet meer kan uiten’ 482
8.4.3 De patiënt is niet meer bij bewustzijn en deze toestand is onomkeerbaar 483
8.5 Voorwaarden art. 3 BE (‘standaardsituatie’) versus art. 4 BE (schriftelijke wilsverklaring) en art. 2 lid 2 Wtl 484
8.5.1 Voorheen: geldigheidsduur schriftelijke wilsverklaring 486
8.6 De Belgische Euthanasiewet en de patiënt met dementie 487
8.6.1 Levensbeëindiging bij patiënt met dementie niet onmogelijk 487
8.6.2 Anno 2001: tijd nog niet rijp voor regeling schriftelijke wilsverklaring bij dementie 489
8.6.3 Voorstellen ter verruiming van de reikwijdte van de Euthanasiewet t.a.v. euthanasie bij dementie 493
8.6.4 Voor- en tegenargumenten regeling schriftelijke wilsverklaring euthanasie bij gevorderde dementie vanuit een Belgisch perspectief 496
8.6.5 Tussenconclusie: suggesties naar aanleiding van het concept België 502
8.7 Introductie thema II 504
8.8 Het recht op leven en de wetsgeschiedenis van de Wtl 505
8.9 EHRM: het recht op leven ≠ een recht tot sterven 507
8.10 Bescherming van kwetsbare personen 512
8.11 Het recht op leven in art. 6 IVBPR en de Wtl: toetsing vooraf aanbevolen door het VN Mensenrechtencomité 514
8.12 Consequenties mensenrechtelijk kader voor regeling schriftelijke wilsverklaring 516
8.13 Tussenconclusie mensenrechtelijk discours 521
8.14 Alternatief: levensbeëindiging zonder verzoek 522
8.15 Alternatief: geen regeling van de schriftelijke wilsverklaring, wel euthanasie bij beginnende dementie, of niet behandelen bij
gevorderde dementie 525
8.16 Alternatief: eerbiediging van het zelfbeschikkingsrecht van de nog wilsbekwame patiënt als (enige) grondslag 527
8.17 Samenvatting en conclusie 529

9 Slotbeschouwing 531
9.1 Inleiding 531
9.2 De schriftelijke wilsverklaring en zijn totstandkomingsgeschiedenis: een ondergeschoven kindje 531
9.3 Conflict van plichten en de schriftelijke wilsverklaring euthanasie: een onverenigbare combinatie 533
9.4 ‘Van overeenkomstige toepassing’ niet houdbaar 534
9.5 Dubbelslag: ‘Van overeenkomstige toepassing’ van overeenkomstige toepassing op 12-16 jarigen niet houdbaar 537
9.6 Parlementaire wetsgeschiedenis: geen afgeronde discussie, geen afgerond geheel 537
9.7 Normering euthanasie op basis van een schriftelijke wilsverklaring (art. 2 lid 2 Wtl) schiet tekort 538
9.8 Ook na ‘cassatie in het belang der wet’ is de regeling schriftelijke wilsverklaring geen rustig bezit 540
9.9 De schriftelijke wilsverklaring en het uitdrukkelijk en ernstig verlangen (art. 293 lid 1 Sr) 543
9.10 Levensbeëindiging op basis van een schriftelijke wilsverklaring is levensbeëindiging op verzoek 544
9.11 Noodzaak tot wijziging van de huidige regeling binnen de Wtl 546
9.12 De schriftelijke wilsverklaring: een vermoeden van een uitdrukkelijk en ernstig verlangen 547
9.13 De schriftelijke wilsverklaring: een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de wilsbekwame patiënt 548
9.14 Tijdsboog vanaf de diagnose naar de actuele situatie 550
9.15 De wettelijke verankering van de rol van een vertrouwenspersoon 551
9.16 Uitzichtloos en ondraaglijk lijden? 553
9.17 In geval van contra-indicatie volgt geen euthanasie 557
9.18 Medisch zorgvuldige uitvoering euthanasie 559
9.19 Voor uniformiteit en expertise is toetsing door één centrale toetsingscommissie euthanasie gewenst 560
9.20 Extra waarborg: toetsing vooraf? 561
9.21 Cassatie in het belang der wet tegen oordelen van de Cte 563
9.22 Tot slot: een concept voor een nieuwe regeling van de schriftelijke wilsverklaring 563

Samenvatting 569
Literatuurlijst 577
Aangehaalde jurisprudentie 587

Lijst van afkortingen 589
Curriculum vitae 591

Rubrieken

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden

        Misschien was het nog te vroeg