'Strategie in drie' belooft anders van opzet en aanpak te zijn. De eerste vraag die ik me zelf stelde bij het lezen van dit boek was dan ook: is dit boek echt anders? Eppink en Bossink beschrijven de te voeren strategie voor organisaties vanuit drie vragen. In de eerste plaats gaat het om de vraag waar de onderneming wil concurreren met welk product. In de tweede plaats komt de vraag aan de orde hoe de organisatie wil concurreren en ten slotte komt de vraag aan de orde of de onderneming het beste op eigen kracht kan concurreren of dat een vorm van samenwerking meer resultaat zal opleveren. De eerste vraag wordt behandeld aan de hand van de dimensie 'spreiding' (productspreiding, geografische spreiding en verticale intergratie).
Bij het beantwoorden van de vraag hoe te concurreren wijden de auteurs uit over het vraagstuk van het positioneren. Hierbij behandelen zij twee vormen voor het realiseren van concurrentie: de laagste kostenstrategie en de differentiatiestrategie. Bij het vraagstuk over al dan niet samenwerken met andere organisaties geven Eppink en Bossink een overzicht van de diverse mogelijkheden die er zijn. De drie dimensies (spreiding, positionering en samenwerking) zijn volgens de auteurs onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor elke dimensie moet de organisatie een keus maken. De dimensies worden besproken aan de hand van de volgende aspecten:
- Recente voorbeelden van uit de praktijk die duidelijk maken waar het om gaat;
- Interne en externe indicaties die mogelijk de oorzaak zijn of kunnen zijn van problemen binnen de organisatie;
- Diverse aanpakken en modellen die van uit de literatuur beschikbaar zijn om de 'problematiek' te helpen oplossen;
- De strategische alternatieven die beschikbaar zijn en hun voor en nadelen;
- De financiële consequenties van de strategische alternatieven;
- Vragen die te maken hebben met de implementatie van een gekozen strategie vertaald naar o.a. organisatieontwerp.
Tenslotte worden in de bijlagen een zevental bekende technieken omschreven (van Porters vijfkrachten model tot en met de SWOT analyse). Het interessante van 'Strategie in drie' is dat er veel informatie wordt gegeven over de beschikbare strategieliteratuur. De meningen van verschillende schrijvers worden tegenover elkaar geplaatst of met elkaar vergeleken. De consequentie is wel dat er zeer veel citaten en verwijzingen worden gegeven. Dat is dan wel wetenschappelijk verantwoord, maar voor de lezer niet altijd even praktisch.
Vanaf het begin maken de schrijvers duidelijk dat er geen panklare oplossingen zijn en dat de strategie die voor de ene organisatie wel werkt voor de andere organisatie niet hoeft te werken. De vele voorbeelden in het boek tonen dit ook aan. Het nadeel van het gebruik van voorbeelden is echter dat achteraf meestal makkelijk te zeggen is wat wel en wat niet goed is gegaan maar dat ze weinig voorspellende waarde hebben. In een aantal gevallen zijn de gebruikte voorbeelden al weer achterhaald. Het blijft ook voor de schrijvers van dit boek moeilijk aan te geven wanneer een bepaalde strategie wel werkt en wanneer niet. Tenslotte terug naar de vraag van Eppink en Bossink of ze met dit boek iets zouden toevoegen aan alles wat er over strategie al is geschreven. Mijn antwoord is: ja en nee. Nee omdat er voornamelijk gebruik wordt gemaakt van beschikbare literatuur en inzichten. Ja omdat dat de schrijvers een overzicht hebben gegeven van de belangrijkste strategische benaderingen en dit zeker voor de onderwijswereld een aanvulling kan zijn.
Voor managers die vooral geïnteresseerd zijn in de praktische waarde van het boek vind ik de interne en externe indicaties voor het onderkennen van mogelijke problemen evenals de relatie met de structuur van de organisatie aanbevelenswaardig. Er had echter in dit boek wel wat meer aandacht mogen zijn voor het moeilijk van tevoren in te schatten (grillige) gedrag van de individuele manager. Dit thema komt alleen summier aan de orde bij het onderdeel samenwerking.