De schrijver heeft eindelijk een afspraak weten los te peuteren met de bestuursvoorzitter van het grote internationale accountantskantoor waar hij al enkele dagen rondloopt. ‘We zitten tegenover elkaar in een kaal vertrek, onder het toeziend oog van het hoofd Public Relations, van wie de aanwezigheid geen duidelijk doel dient, tenzij daarmee de suggestie moet worden versterkt dat ik op mijn woorden dien te letten. De oppervlakkige jovialiteit die de voorzitter tentoonspreidt, kan nauwelijks zijn afkeer van schrijvers verhullen. Hij is vanmorgen, zoals elke werkdag, om vijf uur opgestaan, heeft veertig minuten gejogd en zat voor zeven uur achter zijn bureau. Hij zwaait de scepter over 12.000 mensen in kantoren in Denemarken, Kameroen, India, Senegal, Zweden, Schotland, Albanië, Noord-Ierland, Moldavië en Zuid-Afrika. Ondanks zijn positie heeft hij echter afgezien van vrijwel alle gezagsmiddelen en –symbolen. Iedereen noemt hem bij zijn voornaam. Hij heeft geen privévliegtuig of chauffeur. Hij deelt een secretaresse. Hij neemt de trein naar zijn werk. Hij heeft niet eens zijn eigen werkkamer.’
Dit, zo analyseert Alain de Botton, heeft niets te maken met bescheidenheid. Integendeel: ‘Door zich voor te doen als ieder ander, maakt de voorzitter de grootste kans zijn positie te handhaven. Zijn ondergeschikten bewonderen de oprechte manier waarop hij doet alsof hij hun lot deelt, terwijl hij voor zichzelf heeft geconcludeerd dat hij alleen door overtuigend te laten zien hoe gewoon hij is nooit meer gewoon zal hoeven te zijn.’
Het zijn dit soort subtiele observaties die het nieuwste boek van Alain de Botton, Ode aan de arbeid, tot een meesterwerk maken. De Botton, die zelf nog nooit één dag in een kantoor of een fabriek heeft doorgebracht, observeert en beschrijft in dit boek het leven dat zich daar iedere dag weer afspeelt, zoals een antropoloog een vreemde volkstam bestudeert of een buitenaards wezen het leven hier op de planeet aarde. Hij gaat naar een koekjesfabriek, een transportbedrijf, een loopbaanbegeleider, een raketinstallatie, een schilder, elektriciteitsmaatschappij, accountant, ondernemer en vliegtuigbouwer. Hierdoor ontstaat een dwarsdoorsnede van een menselijke activiteit die de afgelopen eeuwen sterk aan belang heeft gewonnen: werk. Tegenwoordig, zo schrijft De Botton, bepaalt het werk dat we doen voor een belangrijk deel onze identiteit. Maar hoe kan dat, zo vraagt hij zich af, als onze bezigheden ‘deel uitmaken van een groter geheel dat ons ontgaat’?
Bijvoorbeeld in de koekjesfabriek: ‘Waar het om gaat is niet of het bakken van koekjes zinvol is, maar in hoeverre het nog zinvol kan lijken nadat die bezigheid voortdurend is opgerekt en verdeeld over vijfduizend levens en een handvol verschillende productielocaties… Als wezens met een aangeboren gevoel voor evenwicht en proporties merken we direct dat er iets wringt in een titel als ‘merkmarketeer zoete koekjes’…’
Dat wil echter niet zeggen dat De Botton het gezwoeg en de gewichtigdoenerij van gewone mensen veroordeelt. Integendeel. Hij schrijft juist met heel veel mededogen en compassie over al die hardwerkende, zichzelf wegcijferende mensen. Hij begrijpt heel goed dat werknemers van de koekjesfabriek in Wallonië blij zijn dat de fabriek hen werk en dus een inkomen verschaft. En hij voelt vooral medelijden voor de bestuursvoorzitter van het accountantskantoor die nauwelijks in staat is om op een gewone manier te antwoorden op de normale vragen van de schrijver.
De enige kritiek die je misschien op dit boek kunt geven is dat De Botton nauwelijks een punt maakt. Er zit geen grote gedachte achter de beschrijvingen van werkende mensen en de beschouwingen van de filosoof daarbij. Daardoor krijgt het project iets geblaseerds: de grote schrijver daalt af naar het gewone volk en zegt: ‘Kijk nou toch eens, acht, wat aardig.’ In het geval van De Botton gaat het hier echter om oprechte verwondering van de filosoof die ons met een frisse blik naar vanzelfsprekendheden laat kijken. Tel daarbij op de schitterende schrijfstijl die De Botton hanteert en je hebt een prachtboek dat op geen nachtkastje van welke manager dan ook zou mogen ontbreken.
Over Ben Kuiken
Ben Kuiken is filosoof, schrijver en ontregelaar. Als organisatiefilosoof helpt hij mensen om anders te denken, te kijken en te praten over organisaties en de problemen die daar ontstaan. Ben is auteur van een groot aantal boeken over organiseren, spelen, en filosofie, waaronder De laatste manager, De Organisatiefilosoof, en Het Zinnigste boek dat je ooit zult lezen.