René, Niet nóg meer technologie leest als een oproep om even pas op de plaats te maken. Waarom vond je het nodig om dit boek te schrijven?
Het idee ontstond toen ik mijn master afrondde. Ik deed onderzoek naar de manier waarop organisaties nieuwe werkwijzen – zoals agile of lean – adopteren. Wat me opviel, was dat er nauwelijks onderzoek was naar hoe bedrijven daadwerkelijk omgaan met ICT, terwijl ik in de praktijk overal zag dat technologie blind werd aangeschaft. Contracten werden zonder nadenken verlengd, systemen kwamen erbij zonder dat er echt werd gekeken naar effectiviteit. Dat vond ik vreemd. Het triggerde me om de vinger op de zere plek te leggen: het probleem zit niet in een tekort aan technologie, maar in een teveel zonder richting.
Jouw persoonlijke route zorgt ervoor dat je het omarmen van techniek ook wat kunt relativeren, toch?
Dat klopt. Ik ben ooit begonnen met een koksopleiding, zonder middelbare schooldiploma. Als puber was ik een straatschoffie, niet iemand van wie je verwacht dat hij later boeken schrijft over digitalisering. Via omwegen kwam ik in de ICT terecht en ontdekte ik dat ik niet de techniek zelf, maar vooral de organisatie en de mensen eromheen interessant vond. Al op mijn vijfentwintigste gaf ik leiding aan een groot team en later ben ik alsnog gaan studeren: technische bedrijfskunde en daarna een master. Toen viel alles op zijn plek. Wat ooit begon met toevallig ergens inrollen, groeide uit tot een passie om te begrijpen hoe je technologie op een verstandige manier inzet. Achteraf gezien is die grillige weg precies wat me gevormd heeft.’
In je boek schets je de gevolgen van die achteloosheid in technologiegebruik. Wat zie je gebeuren?
Dat organisaties technologie behandelen alsof het impulsaankopen zijn. Ik heb meegemaakt dat een ziekenhuis 2700 applicaties in gebruik had. Dat is niet vol te houden. Alles moet beheerd worden, alles kost geld, en bovenal: alles vraagt aandacht van mensen. Uiteindelijk hebben we dat aantal teruggebracht naar 1200. Nog steeds veel, maar wel beheersbaar. Het illustreert hoe ver het soms kan doorschieten. En het gaat niet alleen om geld of complexiteit, maar ook om de belasting die je neerlegt bij medewerkers. Elke nieuwe tool is weer een verandering, weer een leercurve. Als je daar niet zorgvuldig mee omgaat, raak je mensen kwijt.
Je zei dat je je trainingen en aanpak altijd aanpast aan de mensen die voor je zitten. Hoe pak je dat concreet aan?
Ja, natuurlijk heb ik wel een basisplaatje voor een training, maar ik pas dat altijd aan mijn doelgroep aan. Ik vraag van tevoren uit wie er komen en wat ze precies verwachten. Dan weet ik ook: heb ik een groep die vooral praktisch aan de slag wil, of juist mensen die meer zekerheid en uitleg nodig hebben? Je hebt bijvoorbeeld mensen die – zoals bij een IKEA-kast – zonder handleiding gewoon beginnen en er wel uitkomen. Maar anderen raken daarvan juist in paniek en willen stap voor stap door een plan heen. Het gaat erom dat iedereen zich op zijn gemak voelt en het vertrouwen krijgt om met de nieuwe technologie te werken.’
Je benadrukt steeds dat de menselijke kant cruciaal is. Waarom?
Omdat technologie niets betekent zonder de mensen die ermee werken. Je kunt het mooiste systeem hebben, maar als je verpleegkundigen of docenten er niet mee overweg kunnen, heb je er niks aan. Organisaties bestaan uit verschillende gebruikersgroepen: van artsen tot logistiek medewerkers en van docenten tot salesmanagers. Die hebben allemaal andere wensen, gewoontes en snelheden waarmee ze nieuwe dingen oppakken. Sommigen zijn enthousiast en duiken er meteen in. Anderen raken in paniek bij de gedachte aan een nieuw systeem. Als je dat negeert, mislukt je transformatie. Het gaat dus om maatwerk: begrijpen wie je mensen zijn, welke cultuur er heerst en welke begeleiding nodig is. Inclusiviteit is daarbij geen modewoord, maar een harde voorwaarde.
Je ontwikkelde ook een aanpak met vijf stappen. Kun je die toelichten zonder te veel in opsommingen terecht te komen?
De kern zit in een traject dat altijd terugkomt. Je begint met begrip: zorgen dat iedereen snapt wat de uitdaging is en waarom een andere aanpak nodig is. Daarna volgt bewustwording: laten zien wat de impact is en welke feiten daaraan ten grondslag liggen. Vervolgens komt de menselijke kant: aandacht voor de verschillende doelgroepen, hun zorgen, hun tempo. Pas daarna komt de analysefase, waarin je met tools en criteria technologie gaat toetsen en verbinden aan de context van de organisatie. En ten slotte is er het continueren: blijven leren, evalueren en bijsturen. Geen eenmalig project, maar een voortdurende cyclus.’
Waar gaat het in de praktijk vaak mis?
Heel vaak al bij de eerste twee stappen. Bestuurders willen digitaliseren omdat het moet, omdat de buren het ook doen, maar hebben geen duidelijk verhaal waarom. Medewerkers merken dat. Ze vragen zich af: waarom doen we dit eigenlijk? Als dat antwoord niet helder is, ontstaat weerstand. Mensen voelen haarfijn aan of een verandering een visie heeft of alleen maar een modegril is. Daarom leg ik in Niet nóg meer technologie zoveel nadruk op het begin: zonder begrip en bewustwording bouw je op drijfzand.
Je gebruikt in je boek een fictief bedrijf, Fokkesteeg BV. Waarom koos je daarvoor?
Omdat theorie pas gaat leven als je het concreet maakt. Met Fokkesteeg BV, een fictief logistiek bedrijf, laat ik zien hoe die vijf stappen doorlopen kunnen worden. Zo kan een lezer zich beter voorstellen hoe dit in zijn of haar eigen organisatie zou werken. Of je nu in de zorg, het onderwijs of bij de overheid zit, de kern blijft hetzelfde: minder technologie, beter gekozen, afgestemd op mensen en strategie. Het is trouwens de naam van de wijk in Nieuwegein waar ik opgroeide.
Als je alles samenvat, waar zit dan de kern van het probleem?
Het is ook niet altijd één probleem, maar een verzameling van meerdere aandachtspunten, zoals leiderschap, visie, inrichtingskeuzes en organisatieculturen. Veel organisaties kennen zichzelf onvoldoende en weten dus niet goed wat bij de behoefte aansluit. Je krijgt verschillende ICT-oplossingen die onvoldoende bij de gebruikers landen, en ze kosten vrijwel altijd veel geld en vereisen veel aandacht om de boel in de lucht te houden. Het resultaat? We kennen allemaal het cijfer: 85 procent van de digitale transformaties in Nederland is mislukt of niet afgerond. Dat is geen toeval. We denken dat meer technologie de oplossing is, terwijl het vaak juist de bron van het probleem is.’
Wat hoop je dat lezers meenemen uit Niet nóg meer technologie?
Dat digitalisering geen doel op zich is. Technologie moet altijd bijdragen aan je strategie, aan je cultuur en vooral aan de mensen die ermee werken. Als organisaties dat besef meenemen en bereid zijn kritisch te kijken naar wat ze al hebben, geloof ik dat veel meer transformaties wél gaan slagen. Niet nóg meer technologie dus, maar beter gebruik van wat er al is. Dat vraagt misschien meer reflectie en soms de moed om nee te zeggen, maar uiteindelijk levert het organisaties op die minder belast, effectiever en menselijker zijn.’
Digitale transformatie is geen kwestie van tools, maar van mensen. René Wieringa laat zien dat succes pas ontstaat als technologie in dienst staat van gedrag, cultuur en leiderschap. Reflecteer op hoe jouw organisatie omgaat met verandering – en of die nog wel mensgericht is.
Over Bas Hakker
Bas Hakker studeerde marketingcommunicatie en schreef daarna als journalist veel over media en marketing voor Adformatie, MarketingTribune, AD, NRC en Managementboek. Vandaag de dag is hij hoofdredacteur van marketingwebsite Candid.news. Met zijn bedrijf ‘Kleedkamer4’ helpt hij kleine ondernemers met het opbouwen van een klantenbestand.