Journalistiek en wetenschap liggen heden ten dage onder vuur, want ongemakkelijke onderzoeksresultaten ‘zijn ook maar een mening'. Daarbij blijven allerlei maatschappelijke vraagstukken onbeantwoord, ondanks talloze onderzoeken. Kortom, redenen genoeg om de aanpak van onderzoek eens kritisch tegen het licht te houden: hoe levert die praktische waarde?
Paul Delnooz beantwoordt deze vraag in zijn pas verschenen boekje De praktische waarde van onderzoek: Handvatten voor een methodologische aanpak. Dat ik over een ‘boekje' spreek is bedoeld als groot compliment. Want Paul is erin geslaagd om een ogenschijnlijk taai en saai onderwerp helder en vermakelijk te beschrijven, in minder dan tachtig pagina's.
Hoofdstuk 1 is nogal verrassend, gegeven mijn beschouwing over het post-truth tijdperk. De paragraaf over het doel van het boek start namelijk als volgt: ‘We leven in een cultuur van de waarheid'. Om even later te vervolgen: ‘Dit boek heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het doorbreken van deze cultuur van de waarheid'. Met andere woorden, we willen de waarheid zo graag weten. Echter, aan de hand van een aantal grote filosofen wordt uitgelegd dat we de ultieme waarheid niet kunnen weten. Gelukkig kunnen we door middel van doordacht onderzoek wel werken aan zinvolle oplossingen voor lastige vraagstukken. Het gaat dan niet zozeer om de vraag ‘Wat is waar', maar veel meer om de vraag ‘Wat werkt in deze situatie'.
De huidige, dominante wijze van onderzoek is de zogenoemde empirisch-analytische methode. Deze is ontstaan vanuit de Verlichting. Het idee is dat de waarheid volgt uit waarnemen met onze zintuigen, zoals zien en horen. De werkelijkheid wordt geobserveerd en daaruit wordt een theorie afgeleid. Op basis van de theorie worden voorspellingen gedaan, die met experimenten worden getoetst. Dan volgt de evaluatie van de resultaten. Als de voorspellingen zijn uitgekomen, dan wordt de theorie voorlopig gehandhaafd. Zo niet, dan wordt de theorie aangepast of verworpen. So far so good. Deze benadering heeft ons als mensheid enorm veel goeds gebracht, bijvoorbeeld met doorbraken op het gebied van techniek en geneeskunde.
Alleen, als we te maken hebben met bijvoorbeeld economische of sociale vraagstukken, dan blijkt deze empirisch-analytische methode niet altijd even optimaal. We blijken onze maatschappij niet louter empirisch-analytisch te kunnen ontwerpen en inrichten. De crux zit hierbij in ons vermogen tot waarnemen, dat niet objectief blijkt. Zo spelen context en cultuur een grote rol. Daarbij is veel in het leven niet in directe zin waarneembaar, zoals liefde of intelligentie. Dit zijn zogenoemde constructen, geconstrueerde werkelijkheden, waarbij we alleen de gevolgen kunnen waarnemen.
Vanuit deze redeneringen zijn in de tweede helft van de vorige eeuw twee andere wetenschappelijke benaderingen ontstaan: het interpretatieve onderzoek en het actie-onderzoek. Zoals de naam al doet vermoeden, vooral deze laatste vorm van onderzoek is heel doel- en praktijkgericht. Beide alternatieve methoden bieden ook ruimte om veel meer bronnen te benutten dan alleen wetenschappelijke literatuur. Denk hierbij aan interviews of uitingen op social media. Hierdoor wordt vanuit meerdere perspectieven een rijker beeld van de context van een probleem verkregen. Door experimenten in de praktijk te doen kunnen op een wetenschappelijke wijze praktische oplossingen worden verkregen. Deze aanpak wordt in techniek veel gebuikt, maar voor sociale en economische vraagstukken veel minder, zo stelt de auteur op basis van zijn jarenlange, internationale ervaring. Dit terwijl interpretatief onderzoek en actie-onderzoek juist in die domeinen veelbelovend is.
De essentie die ik uit het boek haal is dat er meer wetenschappelijke wegen naar Rome leiden, dan alleen de klassieke empirisch-analytische methode. Wegen die we gewoon kunnen bewandelen, met het boek in de hand. Zo bevat het een heldere tabel, waarin de verschillen tussen de methoden zijn aangeven. Dit geeft onderzoekers veel goed te onderbouwen keuzevrijheid. Beoordelaars van onderzoek worden geholpen met heldere criteria om de keuze van de onderzoeksmethode te kunnen toetsen. Ook geeft Paul werkbare richtlijnen voor praktijkgericht, wetenschappelijk verantwoord onderzoek. Die mix van richtlijnen vormt samen overigens geen snelle toverdrank. Het is volgens wetenschapsfilosoof Karl Popper een kwestie van piecemeal engineering, stapje voor stapje een vraagstuk oplossen. Deze aanpak biedt evenwel een realistisch alternatief voor grootschalige onderzoeken, gericht op het vinden van dé veelomvattende theorie die er voor vele maatschappelijk relevante vraagstukken misschien wel helemaal niet is.
Wat mij betreft is De praktische waarde van onderzoek dan ook waardevol voor iedereen die op enige manier met onderzoek te maken heeft. In de eerste plaats zijn dit natuurlijk studenten en docenten aan hogescholen, universiteiten en andere onderwijsinstellingen. Maar het is ook nuttig voor journalisten, die zelf onderzoek doen of onderzoeken moeten beoordelen voor artikelen. En niet te vergeten voor beleidsmakers, managers en bestuurders, die onderzoek binnen hun organisaties of in hun markten laten uitvoeren. Juist in onze post-truth periode met grote maatschappelijke vraagstukken is betrouwbaar, praktijkgericht onderzoek vanuit een diversiteit aan perspectieven misschien wel belangrijker dan ooit.
Dr. Martin van Staveren staat voor anders omgaan met risico’s. Hij adviseert organisaties over realistisch en vernieuwend risicomanagement. Ook is hij kerndocent aan de Executive Masteropleiding Risicomanagement, Universiteit Twente. Hij is de auteur van Risicogestuurd werken in de praktijk en van Risicoleiderschap: Doelgericht omgaan met onzekerheden.
Over Martin van Staveren
Martin van Staveren is adviseur, auteur, docent en spreker. Hij ontwikkelde het gedachtegoed voor risicoleiderschap. Met zijn bureau VSRM helpt hij organisaties doelgericht om te gaan met risico’s én kansen in complexe situaties. Hij is auteur van Risicogestuurd werken (2015), Risicoleiderschap (2018), Iedereen Risicoleider (2020) en Risicodialoog (2023).