Met boeken als De man die zijn vrouw voor een hoed hield transformeerde Sacks hoe er binnen geneeskunde en wetenschap over het brein werd nagedacht. En ver daarbuiten, want Sacks weet een miljoenenpubliek aan zich te binden door zijn patiënten met vreemde aandoeningen de helden in zijn boeken te maken. Een zo’n patiënt is Stephen D., die na een wilde nacht met drugs als amfetaminen, cocaïne en PCP wakker wordt met een verbeterde reukzin. Jaren later onthult Sacks dat hijzelf Stephen was.
Andere onderwerpen waarin Sacks zich tijdens zijn carrière vastbeet, waren neurologie en het geheugen. En ook hier had hij oog voor vreemde, bizarre gebeurtenissen. Zoals het bombardement dat hij als zevenjarig jongetje ternauwernood overleefde en dat hij in zijn memoires beschrijft. Nadat het boek was gepubliceerd, ontdekt Sacks dat zijn geheugen hem in de steek heeft gelaten: zijn broer vertelt hem dat de nacht dat de bom viel zij allebei op kostschool zaten.
Gênant? Beschamend? Voelde Sacks dat hij voor paal stond? Wellicht, maar wat het vooral opleverde was een – nog betere – anekdote in zijn onderzoek naar het geheugen. Wat Sacks zijn lezers vooral leerde was te genieten van deze ‘tricks of the brain’. En ze als motivatie te gebruiken om de eigen gedachtes en hersenen te onderzoeken.
Met eenzelfde distantie en interesse lijkt Sacks zijn naderende dood te aanschouwen. In zijn essay citeert hij zijn grote voorbeeld Hume, die, toen hij hoorde dat hij niet lang meer te leven had, schreef: ‘Het is moeilijk om verder van het leven af te staan dan ik op het moment.’ Sacks beaamt: ‘De laatste dagen kan ik mijn leven van grote hoogte zien, als een soort landschap met een dieper gevoel van verbinding met alle delen. Dit betekent niet dat ik klaar ben met het leven. Integendeel. Ik voel me intens levend en ik hoop dat ik in de resterende tijd mijn vriendschappen kan verdiepen, vaarwel kan zeggen tegen degenen van wie ik houd, meer kan schrijven, kan reizen als ik de kracht heb en nieuwe niveaus van begrip en inzicht kan bereiken.’