Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Datamonster

Wie wil leren hoe te scoren in de netwerkeconomie, leze Wzgd? Wat zou Google doen? van Jeff Jarvis. Maar ben je geïnteresseerd in Google zelf, pak dan vooral Planeet Google van Randall Stross.

Pierre de Winter | 6 juli 2009 | 5-7 minuten leestijd

Wat het koekiemonster is voor koekjes, is Google voor digitale data. Het vreet ze en is altijd op zoek naar meer. Daartoe heeft de zoekgigant eindeloze serverparken op vele lokaties in de Verenigde Staten staan, waarvan de capaciteit de geprognosticeerde groei van de datahoeveelheid altijd voor blijft. Daar zorgen ze bij Google tegenwoordig wel voor.

Toen ze nog op de campus van Stanford University woonden, worstelden Larry Page en Sergey Brin al met het vinden van voldoende computercapaciteit voor hun datavretende en gestaag groeiende ‘spider’ (het programma dat op ingenieuze wijze ons van de superieure Google-zoekresultaten voorziet). Ze bedelden en zeurden bij allerhande universiteitsafdelingen om pc’s die niet in gebruik waren, om hun zoekmonster maar van rekencapaciteit te kunnen blijven voorzien.

 

In 1999, toen Google een jaartje als zelfstandig bedrijf opereerde, vormde het (ondertussen) onstane serverparkje nog altijd een zelf in elkaar geflanst allegaartje van goedkope pc-onderdelen en leek die triomf van improvisatievermogen het bedrijf bijna op te breken. Google had een partnership gesloten met het toen als webbrowser nog dominante Netscape, dat van Google zijn ‘embedded’ zoekmachine wilde maken. Afspraak was dat Netscape aanvankelijk slechts één van de vijf binnenkomende zoekopdrachten naar Google door zou sturen, omdat Google voor zijn capaciteit vreesde. Maar bij Netscape werd dat vergeten; ze stuurden meteen alles door, de servers sloegen op tilt en Google.com moest uit de lucht worden gehaald.

Marissa Mayer, werknemer nummer 20 van het bedrijf, vond op die ochtend van haar tweede werkdag - 24 juni - Larry Page in de keuken, schijnbaar doelloos rondhangend. ‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg ze haar nieuwbakken baas. ‘Me aan het verstoppen’, antwoordde Page. ‘De site gaat plat. Het gaat verschrikkelijk mis.’

Dat nooit meer, besloten de oprichters. Maar bij analyse van hun serverpark bleek dat de hardware niet eens het grote probleem was. Het softwareprogramma waarmee de servers beheerd werden, moest herschreven worden. Sindsdien is Google zijn eigen dataservers blijven produceren, veel goedkoper dan het ze in de markt kan krijgen, en zet het ze neer in een tempo dat garandeert dat er nooit meer gebrek aan capaciteit zal zijn.

Kijk, dat zijn nou aardige dingen om te weten te komen over het snelst gegroeide bedrijf op deze aarde van de afgelopen tien jaar. Het verhaal is te vinden in Planeet Google van Randall Stross. Stross heeft met zijn boek lang niet zoveel aandacht gehad in ons land als collega Google-auteur Jeff Jarvis met Wzgd? Wat zou Google doen? En dat is jammer.

Want bij Stross komen we veel meer over het bedrijf te weten dan bij Jarvis. Jarvis wil ons leren hoe we net zo succesvol kunnen zijn als Google, maar Stross leert ons Google kennen. Jarvis vindt Google geweldig, Stross vindt het bedrijf fascinerend; bij Jarvis is Google goed, bij Stross is het niet goed, niet slecht, maar vooral een groeiende macht; Jarvis vindt dat iedereen als Google moet worden, Stross vindt helemaal niks.

Wat Jarvis zo mooi vindt aan Google, is dat het bedrijf geen diensten verschaft waar het geld voor vraagt, maar dat het zijn diensten ziet als een middel om anderen te helpen ‘hun ding te doen’ en pas uit de interacties die dat teweeg brengt zijn eigen aandeel (advertentie-inkomsten) haalt. ‘Google ziet zichzelf als een middel’, zegt Jarvis en geeft al die bedrijfstakken - van energieproducenten tot mobiele telefoonproviders - die nog in het oude model van ‘ik lever, u betaalt’ denken, één grote veeg uit de pan.

Het aardige van Stross is dat hij Jarvis’ beweringen niet ontkent, maar kundig ontdoet van diens retoriek als hadden we hier te maken met een bedrijf dat slechts dingen wil doen waar iedereen beter van wordt.

Google heeft zich altijd gemanifesteerd als grote propageerder van wat we noemen het ‘open internet’: een internet dat openbaar is en tot in de kleinste uithoeken voor iedereen toegankelijk. Uiteindelijk - zo zegt Google - levert dat iedereen het meeste op. Dat Google’s eigen groei volledig van de groei van dat ‘open internet’ afhankelijk is, zegt het er nooit bij. Zolang Google de standaard zoekmachine is, is groei van het web groei van Google. Niets fundamenteel mis mee overigens, maar het is wel zo. En die standaard zoekmachine weet heel veel over jou en mij.

Vandaar ook dat Google hard de strijd is aangegaan met sociaal netwerk Facebook, dat voor zijn leden juist een gesloten omgeving heeft gecreëerd waar de spider van Google niet kan komen. Facebook ging eind 2007 in zee met die andere propageerder van het gesloten netwerk: Microsoft, in softwarekringen ook wel ‘het rijk van het kwaad genoemd’. Het blazoen van Google ging daar alleen maar harder van stralen, want het voedde het heersende beeld van het goede Google, dat aan onze kant staat, en het slechte Microsoft, dat met zijn softwaremonopolie op niets anders uit is dan onze zuurverdiende centjes.

Stross weet wel beter. In 2002 vatte Google het plan op om elk boek dat ooit is gedrukt digitaal te scannen. Een project waar het ondertussen flinke stappen in heeft gemaakt. Maar een groep andere IT-bedrijven als Yahoo en Hewlett Packard begon enkele jaren later het project Open Content Aliance, dat beoogde de inhoud van gescande boeken voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk te maken.

Google - dat een flinke voorsprong had - weigerde zich bij deze coalitie aan te sluiten en maakte van zijn digitale boekenverzameling een omheind informatieplein waar geen andere zoekmachine kon komen. In 2008 ontwikkelde het bedrijf dan wel een nieuwe interface waarmee derden toegang konden krijgen tot zijn boekenverzameling, maar die toegang beperkte zich tot de titelpagina van het boek, het catalogusnummer bij de Library of Congress en een kleine afbeelding van het omslag. De kampioen van het open internet houdt de grootste verzameling gescande boeken op deze aardbol gesloten.

Toegegeven, Stross toont hier bepaald niet mee aan dat we van Google veel kwaads te verwachten hebben. Maar hij laat wel zien dat het een gewoon bedrijf is met gewone bedrijfsneigingen. En die hebben met altruïsme over het algemeen niet veel te maken.

Het boek van Stross leest minder vlot dan dat van Jarvis. Hier en daar is het wel erg gedetailleerd en moet je even doorbijten. Maar ja, dat is wel vaker zo als je ergens echt meer over wilt weten.

Over Pierre de Winter

Pierre de Winter is freelance journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden