Beleggen via de vennootschap of privé

Voorwoord 7

Hoofdstuk 1 De tarieven in de vennootschapsbelasting 9
a. Het KMO-tarief 10
b. Voorafbetalingen in de vennootschap: niet vergeten 33

Hoofdstuk 2 Wie richt de vennootschap op? 35
a. Wijzigingen m.b.t. het huwelijksvermogensrecht 35
i. Het verfijnen van het wettelijk stelsel 35
ii. Betere wettelijke omkadering van het stelsel van scheiding van goederen 39
iii. Verbetering van de positie van de langstlevende echtgenoot in het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht 40
iv. Varia 42
b. Fiscaal belang m.b.t. de oprichting 44
1. Aanmoediging van risicokapitaal d.m.v. een belastingvermindering in de personenbelasting voor het verwerven van nieuwe aandelen in startende vennootschappen 44
2. Aanmoediging van schuldfinanciering door het vrijstellen van de roerende voorheffing (en BNI) van interest op leningen aan startende ondernemingen (via crowdfunding) 47
3. Daling van de loonkost door het vrijstellen van doorstorting van een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen 48

Hoofdstuk 3 De vennootschap belegt haar netto winst in beleggingsinstrumenten (roerende goederen) 85
a. Algemeen kader 85
b. Vennootschapsbelasting op de meerwaarde van aandelen 88
c. De DBI-BEVEK 90
i. Dividenden en meerwaarden 94
ii. Correctiefactor notionele intrestaftrek 101
iii. De rekening courant 104
iv. De depositobescherming in België 113
v. Tak 21 118
d. Latere moeilijkheden bij de verkoop (overdracht) van een ‘rijke’ vennootschap? 121
i. Verkoopbaarheid van eigen aandelen 121
ii. Speculatie (33% personenbelasting) 122
iii. Niet vergeten: de problematiek inzake de kasgeldvennootschappen 122
iv. Het nieuwe erfrecht, inzake successieplanning heeft ook zijn belang. 125

Hoofdstuk 4 Beleggen in onroerende goederen door de vennootschap 133
a. Aftrekbaarheid van de kosten 133
b. De fiscale gevolgen van vastgoed in of uit de vennootschap 141
i. De meerwaardeproblematiek op onroerend goed 142
ii. De desaffectatietheorie 149
iii. De onbeslagbaarheid van de gezinswoning 151
iv. Splitsing onroerend en roerend inzake erfbelasting 154
v. De huurherkwalificatie 158
vi. De schenkbelasting in Vlaanderen 160
vii. Onroerend inkomen 170
viii. Het waarborgprobleem bij de verkoop van de vennootschap 170
ix. De Vlaamse registratiebelasting 174
x. Het voordeel van alle aard 184
xi. Toch niet beter om de woning uit de vennootschap te halen? 189
xii. De vennootschapsbelasting op de meerwaarde 196
xiii. De erfbelasting 205
xiv. Alternatief: het vruchtgebruik? 206
xv. De waardering van het vruchtgebruik 225

Hoofdstuk 5 Onroerend goed in een (aparte) vennootschap naast de bestaande vennootschap 239
a. De btw-eenheid 239
b. Optionele verhuur met btw 242

Hoofdstuk 6 Vennootschap behouden met al haar bestaande bezittingen en verder mee opnemen in een evenwichtige successieplanning 247

Hoofdstuk 7 Privé onroerend goed verwerven door middel van de vennootschap via de pensioenopbouw, de uitkering van een dividend en/of rekening courant 255
a. De financiering van het onroerend goed d.m.v. de IPT (individuele pensioentoezegging) 255
b. De financiering van het onroerend goed d.m.v. een dividenduitkering 262
c. De financiering van het onroerend goed d.m.v. de rekening courant 277
Voor 2019 278

Algemeen besluit 283
Literatuur 285