Juridisch argumenteren
(Belgisch recht)
Samenvatting
‘Juridisch argumenteren’ vormt een inleiding op de manier waarop juristen deugdelijke argumenten kunnen ontwikkelen. Drie delen – redeneren, argumenteren en juridisch argumenteren – reiken stapsgewijs een cognitief en praktisch kader aan waarmee argumenten in een juridische context kunnen worden geanalyseerd, beoordeeld en uitgewerkt.
Inzichten uit andere disciplines (zoals psychologie en wetenschapsfilosofie) helpen om de talrijke valkuilen voor redeneringen en argumentaties helder te schetsen en toe te lichten, zodat de kwaliteit van (juridische) argumenten kan worden verbeterd. Het boek gaat dieper in op de voornaamste juridische argumentatieschema’s en verheldert welke waarden eraan ten grondslag liggen. Ook de manier waarop juridisch argumenteren de afgelopen tweehonderd jaar is geëvolueerd, wordt bevattelijk en beknopt behandeld.
Met behulp van oefeningen kunnen juristen (in opleiding) toetsen of ze de verschillende bouwstenen goed hebben begrepen en of ze inzicht hebben in de verbanden tussen de delen van het boek.
Frederik Peeraer is docent juridische argumentatieleer aan de Universiteit Antwerpen en doctor-assistent aan de UGent.
Trefwoorden
Specificaties
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
INLEIDING 15
DEEL I. REDENEREN 21
Inleiding 21
Titel I. Cognitieve achtergrond 22
Hoofdstuk 1. De mens als dier met sterke cognitieve capaciteiten 22
Hoofdstuk 2. Systeem 1- en Systeem 2-denken 25
Afdeling 1. Algemeen kader 26
Afdeling 2. Ter verduidelijking: twee testen en een filmpje 30
Hoofdstuk 3. Het brein als verbandenleggende machine 33
Inleiding 33
Afdeling 1. Voorwaardelijke verbanden (als… dan…) 38
Afdeling 2. Via-verbanden (metonymieën) 38
Afdeling 3. Causale verbanden 41
Afdeling 4. Als-het-ware verbanden (metaforen) 47
Titel II. Bouwstenen van redeneringen 49
Hoofdstuk 1. Basisbegrippen 49
Hoofdstuk 2. Soorten voorwaarden 54
Hoofdstuk 3. Enkele symbolen 60
Hoofdstuk 4. Formalisering van natuurlijke taal 67
Afdeling 1. Het werkwoord ‘moeten’ 68
Afdeling 2. Het voegwoord ‘tenzij’ 69
Afdeling 3. De voegwoorden ‘mits’ en ‘vermits’ 72
Titel III. Soorten redeneringen 72
Hoofdstuk 1. Deductief redeneren 73
Hoofdstuk 2. Inductief redeneren 76
Afdeling 1. Omschrijving 76
Afdeling 2. Het (beperkte) nut van inductieve redeneringen 79
Afdeling 3. Inductie en het onderscheid tussen mededelende en dispositieve handelingen 81
Hoofdstuk 3. Abductief redeneren 82
Hoofdstuk 4. Verhouding tussen deductief, inductief en abductief redeneren 89
Titel IV. Geldig en correct deductief redeneren 91
Hoofdstuk 1. Logica, en haar drie voornaamste soorten 91
Afdeling 1. Logica in het algemeen 91
Afdeling 2. Propositielogica 93
Afdeling 3. Predicatenlogica 93
Afdeling 4. Modale logica 96
Hoofdstuk 2. Modus ponens en modus tollens 100
Hoofdstuk 3. Twee diepgewortelde redeneerfouten 101
Hoofdstuk 4. Beperkingen van geldig redeneren 103
Hoofdstuk 5. Het welwillendheidsprincipe toegepast 106
Titel V. Structurele redeneerfouten 108
Hoofdstuk 1. Enkele kernbegrippen 108
Hoofdstuk 2. Enkele structurele redeneerfouten 110
Afdeling 1. Verankering 110
Afdeling 2. Framing effect 111
Afdeling 3. Bevestigingsbias (in de ruime zin) 112
Onderafdeling 1. Bevestigingsbias 112
Onderafdeling 2. Opvattingspersistentie 113
Onderafdeling 3. Just world belief 115
Onderafdeling 4. Geldigheid en geloofwaardigheid 116
Afdeling 4. Post (of cum) hoc, ergo propter hoc 118
Afdeling 5. Hindsight bias 120
Afdeling 6. Beschikbaarheidsheuristiek 120
Afdeling 7. Affectheuristiek 122
Afdeling 8. Representativiteitsheuristiek 122
Onderafdeling 1. Toepassing: regressie naar de mediaan 125
Onderafdeling 2. Toepassing: de drogreden van de gokker 126
Onderafdeling 3. Toepassing: de drogreden van de aanklager 127
Hoofdstuk 3. Waarom maken we structurele redeneerfouten? 134
DEEL II. ARGUMENTEREN 137
Inleiding: van geldig redeneren naar deugdelijk argumenteren 137
Titel I. Begripsomschrijving 139
Hoofdstuk 1. Het begrip ‘argumenteren’ 139
Afdeling 1. Vier kenmerken 139
Afdeling 2. Normatieve oefening 142
Hoofdstuk 2. De rol van voorwaardelijke uitspraken in argumentaties 143
Hoofdstuk 3. Argumenteren als communicatieve handeling 147
Afdeling 1. Communiceren: over samen-, mee- en tegenwerken 147
Afdeling 2. De context waarin argumentaties en betogen plaatsvinden 150
Onderafdeling 1. Discursieve context 151
Onderafdeling 2. Situationele context 156
Titel II. Opbouw van argumentaties 158
Hoofdstuk 1. Het betoog 158
Afdeling 1. Enkele begrippen en hun geschiedenis 159
Afdeling 2. Traditionele inhoud van de retorica 161
Onderafdeling 1. Inventio 161
Onderafdeling 2. Dispositio 163
§1. Exordium 163
§2. Narratio 164
§3. Propositio 164
§4. Partitio 165
§5. Argumentatio 167
§6. Digressio 168
§7. Peroratio 168
Onderafdeling 3. Elocutio 169
Onderafdeling 4. Memoria 171
Onderafdeling 5. Pronuntiatio 172
Hoofdstuk 2. Enkele concrete regels 172
Afdeling 1. Ontvouw je ideeën in een natuurlijke volgorde 173
Afdeling 2. Vertrek van betrouwbare premissen 174
Afdeling 3. Wees concreet en beknopt 176
Afdeling 4. Bouw op inhoud, niet op kleur 177
Afdeling 5. Gebruik consistente begrippen 179
Titel III. Deugdelijk argumenteren 180
Hoofdstuk 1. Wat is deugdelijk argumenteren? 181
Afdeling 1. Typologische benadering 182
Afdeling 2. Praktische benadering 184
Afdeling 3. Normatieve benadering 186
Hoofdstuk 2. Drie voorwaarden 186
Hoofdstuk 3. Tien regels voor een productief verloop 187
Afdeling 1. Vrijheidsregel 187
Afdeling 2. Bewijslastregel 188
Afdeling 3. Standpuntregel 189
Afdeling 4. Relevantieregel 190
Afdeling 5. Verzwegenpremisseregel 191
Afdeling 6. Uitgangspuntregel 191
Afdeling 7. Geldigheidsregel 192
Afdeling 8. Argumentatieschemaregel 192
Afdeling 9. Afsluitingsregel 193
Afdeling 10. Helderheidsregel 193
Titel IV. Argumentatieschema’s 194
Hoofdstuk 1. Argumenten op basis van bijzondere geplaatstheid 195
Hoofdstuk 2. Argumenten op basis van (inhoudelijke) deskundigheid 196
Hoofdstuk 3. Argumenten op basis van de persoon 199
Afdeling 1. Beledigende variant 200
Afdeling 2. Omstandigheidsvariant 200
Afdeling 3. Inconsistentievariant 203
Afdeling 4. Onbekwaamheidsvariant 205
Hoofdstuk 4. Argumenten op basis van gedeelde overtuiging 206
Hoofdstuk 5. Argumenten op basis van gevolgen 208
Afdeling 1. Algemeen 208
Afdeling 2. Hellend vlak 209
Afdeling 3. Argument ad baculum 211
Afdeling 4. Argument ad absurdum 212
Hoofdstuk 6. Argumenten op basis van regelmaat 214
Hoofdstuk 7. Argumenten op basis van gelijkenis 216
Hoofdstuk 8. Argumenten op basis van verschil 221
Hoofdstuk 9. Argumenten op basis van vertrouwen 224
Hoofdstuk 10. Argumenten op basis van regels 226
Afdeling 1. Gedragsregels 226
Afdeling 2. Waarderingsregels 227
Afdeling 3. Betekenisregels 227
Hoofdstuk 11. Argumenten op basis van testresultaten 231
Hoofdstuk 12. Argumenten op basis van gebrek aan informatie 231
Voorbeeldvraag argumentatieschema’s 234
Titel V. Enkele argumenten die vaak onterecht overtuigen: ‘drogredenen’ 235
Hoofdstuk 1. Bevestigende drogredenen 237
Afdeling 1. Drogredenen die betrekking hebben op een inferentieschema 237
Onderafdeling 1. Deductieve drogredenen 237
§1. Compositie 237
§2. Divisie 238
§3. Foutieve disjunctie 239
§4. Vals dilemma 239
§5. Vals compromis 240
§6. Non sequitur 241
Onderafdeling 2. Inductieve en abductieve drogredenen 242
§1. Overhaaste veralgemening 242
§2. Jumping to conclusions 244
Onderafdeling 3. Restcategorie: metalogische drogredenen 245
§1. Dicto simpliciter 245
§2. Cirkelredenering 245
§3. Impertinente argumenten 247
§4. Triviale argumenten 247
Afdeling 2. Drogredenen die betrekking hebben op de informatiebron 248
Afdeling 3. Drogredenen die betrekking hebben op de betekenis 249
Hoofdstuk 2. Weerleggende drogredenen 250
Afdeling 1. Ad lapidem 250
Afdeling 2. Vergiftigen van de bron 251
Afdeling 3. Overhaast tegenvoorbeeld 252
Hoofdstuk 3. Ontwijkende drogredenen 252
Afdeling 1. Verschuiving van het onderwerp: shifting ground 253
Afdeling 2. Verschuiving van de aandacht: rode haring 253
Afdeling 3. Meervoudige en complexe vragen 255
Afdeling 4. Relativisme 256
Overzichtsschema 257
Afsluitende oefeningen bij Deel II (zonder antwoordsleutel) 258
DEEL III. JURIDISCH ARGUMENTEREN 261
Inleiding: van argumenteren naar juridisch argumenteren 261
Titel I. Begripsomschrijving 263
Titel II. Juridische betogen (in het Belgische recht) 267
Hoofdstuk 1. Het betoog van de partijen 269
Hoofdstuk 2. Het betoog van de rechter 273
Hoofdstuk 3. Overtuigen en bewijzen: feiten in het recht 281
Afdeling 1. Het bewijs van de feiten 281
Onderafdeling 1. Basisbegrippen 281
Onderafdeling 2. Feitenfiltering: bewijzen gaat over meer dan waarheidsvinding alleen 285
Afdeling 2. De relevantie van de feiten 289
Titel III. Twee visies op de bronnen van het recht 293
Hoofdstuk 1. Proloog: 18de-eeuwse problemen 293
Hoofdstuk 2. De bronnen van het recht als piramide 296
Hoofdstuk 3. De opgang van de bronnen van het recht als netwerk 305
Titel IV. Juridische argumentatieschema’s 319
Vooraf: van interpreteren naar argumenteren 320
Hoofdstuk 1. Juridische argumenten op basis van gezag 325
Afdeling 1. Drie facetten van gezag 325
Onderafdeling 1. Traditie 325
Onderafdeling 2. Natuur 326
Onderafdeling 3. Deskundigheid 327
Afdeling 2. Onderliggende waarden 329
Hoofdstuk 2. Juridische argumenten op basis van regels 330
Afdeling 1. Betekenisregels 330
Onderafdeling 1. Twee facetten van betekenisregels 330
§1. Gebruikelijke betekenis 330
§2. Technische betekenis 332
Onderafdeling 2. Nut en beperkingen 332
Afdeling 2. Rechtsregels 333
Afdeling 3. Onderliggende waarden 334
Hoofdstuk 3. Juridische argumenten op basis van systematische overwegingen 335
Afdeling 1. Contextuele harmonisatie 336
Afdeling 2. Conceptuele consistentie 337
Afdeling 3. Systematische consistentie 338
Onderafdeling 1. Juridische argumenten op basis van gelijkenis 338
Onderafdeling 2. Juridische argumenten op basis van verschil 341
Afdeling 4. Coherentie van het systeem 344
Afdeling 5. Zuinigheid van het systeem 347
Afdeling 6. Onderliggende waarden 347
Hoofdstuk 4. Juridische argumenten op basis van doelstellingen 347
Hoofdstuk 5. Juridische argumenten op basis van waarden 350
Hoofdstuk 6. Juridische argumenten op basis van gevolgen 351
Afdeling 1. Dambreukargument 351
Afdeling 2. Absurditeitsbestrijdend argument 352
Afdeling 3. Onderliggende waarden 354
Hoofdstuk 7. Juridische argumenten op basis van intentie 354
Hoofdstuk 8. Juridische argumenten op basis van testresultaten 356
Hoofdstuk 9. Onderlinge verhouding 358
Afsluitende oefeningen bij Deel III (met en zonder antwoordsleutel) 360
BIBLIOGRAFIE 363
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Rubrieken
- cadeauboeken
- computer en informatica
- economie
- filosofie
- flora en fauna
- geneeskunde
- geschiedenis
- gezondheid
- jeugd
- juridisch
- koken en eten
- kunst en cultuur
- literatuur en romans
- mens en maatschappij
- naslagwerken
- non-fictie informatief/professioneel
- paramedisch
- psychologie
- reizen
- religie
- schoolboeken
- spiritualiteit
- sport, hobby, lifestyle
- thrillers en spanning
- wetenschap en techniek
- woordenboeken en taal