

Mr. Christian Posthouwer is verbonden aan Stam Advocaten, Naarden.
Meer over Christian PosthouwerToerekening van kennis aan concernvennootschappen
Samenvatting
In hoeverre kan kennis van de ene vennootschap worden toegerekend aan de andere vennootschap, als ze deel uitmaken van hetzelfde concern? Die vraag staat in dit boek centraal. Daarvoor beschrijft de auteur allereerst wat precies dient te worden verstaan onder een ‘concern’: zaken als groepsbegrip, economische eenheid, organisatorische verbondenheid, deelneming en centrale leiding zijn daarbij van belang, maar ook de vorming van een concern is van betekenis voor de uiteindelijke toerekening van kennis. Daarbij gaat de auteur dieper in op wat interne en externe kennis is.
De auteur beschouwt de organisatieplicht – die geldt voor de moedermaatschappij én haar dochters – als overkoepelende maatstaf voor de toerekening van kennis. De beoordeling of aan deze plicht is voldaan, hangt voornamelijk af van de interne concernverhoudingen. De moedervennootschap dient als sterke leidinggevende zorg te dragen voor de informatiestromen en de adequate inrichting van informatiesystemen. Deze organisatieplicht geldt niet alleen voor de moeder, maar ook voor de dochters: binnen een behoorlijk werkend concern mag worden verwacht dat ook de zustervennootschappen onderling verantwoordelijkheid dragen voor een adequate informatie-uitwisseling. In dit boek wordt toegelicht wat daarvoor de juridische kaders zijn.
Trefwoorden
vennootschapsrecht ondernemingsrecht concernrecht kennistoerekening rechtspersonen wetgeving organisatie faillissementsrecht dochtermaatschappijen moeder-dochterrelaties moedermaatschappij zustervennootschappen organisatieplicht jurisprudentie burgerlijk wetboek nederland economische eenheid deelnemingen interne kennis externe kennis centrale leiding
Trefwoorden
Specificaties
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
1 Inleiding 1
1.1 Toerekening van kennis aan concernvennootschappen: een inleiding op het onderwerp 1
1.1.1 De eerste casuspositie 1
1.1.2 De tweede casuspositie 2
1.1.3 De derde casuspositie 2
1.2 Aanleiding voor de probleemstelling 3
1.3 Probleemstelling 5
1.4 Afbakening 5
1.5 Methodologie 6
2 Het concern in het Nederlandse vennootschapsrecht 7
2.1 Inleiding 7
2.2 Wettelijke concernbegrippen 8
2.2.1 De dochtermaatschappij 8
2.2.1.1 De dochter volgens artikel 2:24a lid 1 sub a BW 8
2.2.1.2 De dochter volgens artikel 2:24a lid 1 sub b BW 9
2.2.1.3 De dochter volgens artikel 2:24a lid 2 BW 9
2.2.1.4 Functies van het juridische groepsbegrip 9
2.2.2 De groep 10
2.2.2.1 Het economische groepsbegrip van artikel 2:24b BW 10
2.2.2.2 De criteria van artikel 2:24b BW 11
2.2.2.2.1 Economische eenheid 11
2.2.2.2.2 Organisatorische verbondenheid 12
2.2.2.2.3 Centrale leiding 13
2.2.2.3 De functies van het economische groepsbegrip 13
2.2.2.3.1 De facilitaire functie 13
2.2.2.3.2 De obligatoire functie 14
2.2.3 De deelneming 14
2.2.3.1 De deelneming in een rechtspersoon 15
2.2.3.1.1 Het eerste criterium: kapitaalverschaffing 16
2.2.3.1.2 Het tweede criterium: duurzame verbondenheid ten dienste van de eigen werkzaamheden 16
2.3 Het concern in de literatuur 17
2.4 Concernvormingsmotieven 18
2.5 De totstandkomingsmogelijkheden van het concern 20
2.5.1 Vorming van een concern: door oprichting 20
2.5.2 Vorming van een concern: door een juridische splitsing 21
2.5.2.1 De zuivere splitsing 22
2.5.2.2 De afsplitsing 22
2.5.3 Vorming van een concern: door fusie 24
2.5.3.1 Aandelenfusie 24
2.5.3.2 Bedrijfsfusie 26
2.5.3.3 Contractuele fusie 26
2.5.3.4 Slotopmerking 27
2.6 De definitie van ‘het concern’ 27
2.7 Tussenconclusie 28
3 Kennis en de rechtspersoon 29
3.1 Inleiding 29
3.2 Functies van kennis 30
3.2.1 De risicoverdelingsfunctie 30
3.2.2 De markeringsfunctie 31
3.3 Kennisgradaties 31
3.3.1 Subjectieve kennis 32
3.3.1.1 Subjectieve kennis in de wet 32
3.3.1.2 Subjectieve kennis in de jurisprudentie 32
3.3.2 Objectieve kennis 33
3.3.2.1 Aanduidingen 33
3.3.2.2 Objectieve kennis en de onderzoeksplicht 33
3.3.3 Zuiver objectieve kennis 34
3.4 Relevantie van het type kennis 34
3.5 Bewijzen 35
3.5.1 Subjectieve kennis en bewijs 36
3.5.2 Objectieve kennis en bewijs 37
3.6 Tussenconclusie 37
4 De toerekening van interne kennis aan rechtspersonen 39
4.1 Inleiding 39
4.2 Het aannemen van kennis bij rechtspersonen 40
4.3 Toerekening van interne kennis 41
4.3.1 Wettelijke grondslag 42
4.3.1.1 Inleiding op de thematiek 42
4.3.1.2 De toepassingsmaatstaf van artikel 3:66 lid 2 BW: de leer van het grootste aandeel 43
4.3.2 Niet-wettelijke grondslag 44
4.3.2.1 Het Kleuterschool Babbel-criterium: maatstaf voor de toerekening van interne kennis 44
4.3.2.2 Eerste type gevallen: de wetende functionaris is zelf betrokken bij de rechtshandeling 45
4.3.2.3 Tweede type gevallen: versplintering van kennis 47
4.3.2.3.1 Inleiding 47
4.3.2.3.2 De definiëring van de term ‘kennisversplintering’ 48
4.3.2.3.3 Voorbeeldsituaties van kennisversplintering 48
4.3.2.3.4 Kennistoerekening: Babbel en versplintering 51
4.3.2.3.5 Beoordelingskader 51
4.3.2.3.6 Organisatieplicht 52
4.3.2.3.7 Gezichtspunten bij de toerekening van kennis in ‘versplinteringsgevallen’ 53
4.3.2.4 Tussenconclusie 55
5 De toerekening van externe kennis aan rechtspersonen 57
5.1 Inleiding 57
5.2 Het vertrekpunt: Ontvanger/Voorsluijs 58
5.2.1 Het Kleuterschool Babbel-criterium 58
5.2.2 Analoge toepassing van 3:66 lid 2 BW 60
5.2.3 Omstandigheden van het geval 61
5.2.4 Tussenconclusie 64
6 De toerekening van kennis aan concernvennootschappen 67
6.1 Inleiding 67
6.2 Toerekening van kennis: ‘van boven naar onder’ 68
6.2.1 De maatstaf van Tjittes voor de kennistoerekening van de moeder aan een dochter 69
6.2.2 De maatstaf van Lennarts voor de kennistoerekening van de moeder aan een dochter 70
6.2.3 De maatstaf van Katan voor de kennistoerekening van de moeder aan een dochter 71
6.2.3.1 Katan en het organisatiebeginsel 71
6.2.3.2 Terughoudendheid 72
6.2.4 Maatstaf voor de toerekening van kennis van de moeder aan een dochter: een samensmelting van drie opvattingen 72
6.3 Toerekening van kennis: ‘van onder naar boven’ 73
6.3.1 Rechtvaardiging voor de toerekening 74
6.3.2 Maatstaf voor de toerekening 75
6.3.3 De dubbele rol van een functionaris 76
6.3.4 Het concern en de organisatieplicht 77
6.4 Toerekening van kennis van zustervennootschap aan zustervennootschap 78
6.4.1 Voorbeeldcasus 78
6.4.2 Toerekening van kennis aan zustervennootschappen in de literatuur 79
6.4.3 Maatstaf voor toerekening van kennis aan zustervennootschappen 79
6.5 Tussenconclusie 80
7 Samenvatting en conclusie 83
Geraadpleegde literatuur 85
Geraadpleegde jurisprudentie 91
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Rubrieken
- cadeauboeken
- computer en informatica
- economie
- filosofie
- flora en fauna
- geneeskunde
- geschiedenis
- gezondheid
- jeugd
- juridisch
- koken en eten
- kunst en cultuur
- literatuur en romans
- mens en maatschappij
- naslagwerken
- non-fictie informatief/professioneel
- paramedisch
- psychologie
- reizen
- religie
- schoolboeken
- spiritualiteit
- sport, hobby, lifestyle
- thrillers en spanning
- wetenschap en techniek
- woordenboeken en taal