

Frans Tonnaer is wetenschapper en adviseur die door zijn publicaties, presentaties, onderzoeks- en advieswerkzaamheden op het terrein van het omgevingsrecht in het land naam heeft gemaakt. Hij is een veelgevraagd adviseur, presentator en publicist.
Meer over Frans TonnaerRechtvaardigheid in beeld
Een structuur voor rechtvaardig handelen: 92 stellingen
Samenvatting
De ideeën omtrent rechtvaardigheid hebben de internationale rechtsgemeenschap ertoe aangezet een verzameling van rechtsbeginselen vast te stellen, die in dit boek als schema zijn opgenomen. Deze rechtsbeginselen vormen de bakens voor een mondiaal beschavingsoffensief waartoe het recht dwingt en waaraan ook Nederland zich niet zal kunnen onttrekken. Denk hierbij aan Urgenda, de Toeslagenaffaire, maar ook het recente vaccinatievraagstuk.
De rechtvaardigheid (Iustitia) wordt gezien als de belangrijkste van de vier ‘kardinale’
deugden.
In dit boek wordt in 92 stellingen uitgedrukt wat rechtvaardigheid is en wat vereist is om daarvan te kunnen spreken. Uitgegaan wordt van de klassieke opvatting dat
rechtvaardigheid inhoudt dat ieder het zijne krijgt. Maar dat is een vage uitdrukking:
wat is het dat ieder moet krijgen? En wie geeft? Een bepalende rol is daarbij
weggelegd voor de overheid. Door het geven en nemen te organiseren moet de staat
rechtvaardige samenlevingsverhoudingen bevorderen.
Om datgene wat ieder zou moeten krijgen of geven te concretiseren, wordt het begrip gemeenschappelijk bestaansniveau gehanteerd: het door de overheid vastgestelde niveau van bestaanszekerheid en -kwaliteit waarvoor alle burgers minimaal in aanmerking komen (rechten). Maar het is ook datgene waaraan ieder naar vermogen dient bij te dragen (plichten). De rechtvaardigheid stelt bovendien eisen aan het door de burgers zelf bepaalde individuele bestaansniveau. Dat mag niet door de één ten koste van de ander worden gerealiseerd. En ook dat is onderwerp van overheidszorg.
Deze grondbeginselen doordrenken het recht en dienen – anders dan nu het geval lijkt – de overheid tot leidraad te zijn.
Trefwoorden
rechtvaardigheid rechtsbeginselen ethiek bestaansniveau rechtssysteem rechtsfilosofie moraal rechtsnormen rechtsgemeenschap mensenrechten filosofie overheidsverantwoordelijkheid samenleving rechtmatigheid non-laedensbeginsel vrijheid waardensysteem gelijkheid rechtseenheid rechtszekerheid burgerschap rechtsbronnen maatschappelijke vrede
Trefwoorden
Specificaties
Thema classificatie
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
I RECHT EN BESTAANSNIVEAU
1. Het recht is, als aspect van de cultuur, een maatschappelijk verschijnsel dat eisen stelt aan menselijk gedrag vanuit bepaalde collectief beleefde essentiële waarden in een gemeenschap.
2. Een cultuur bestaat in de kern uit een samenhangend geheel van collectief beleefde waarden (waardensysteem) in een gemeenschap.
3. Waarden bieden aan collectieve voorstellingen ontleende maatschappelijke standaards, die als maatstaven dienen bij het maken van keuzen tussen handelingsalternatieven.
4. Eerst zijn er de waarden, dan de normen.
5. Een gemeenschap bestaat uit mensen die op basis van een gezamenlijk waardensysteem door duurzame sociale verhoudingen verbonden zijn.
6. Een rechtsgemeenschap is een gemeenschap waar het recht een dominant aspect is van het gezamenlijk waardensysteem.
7. Het recht, de ethiek, de moraal en de religie betreffen normatieve aspecten van een cultureel waardensysteem en ze vormen elk op zich normatieve waardensystemen.
8. Het recht heeft, evenals de ethiek, de moraal en de religie, betrekking op waarden die bepalend zijn voor de bestaanssituatie van de leden van een gemeenschap.
9. De bestaanssituatie van de leden van een gemeenschap bestaat uit de bestaanszekerheid en de bestaanskwaliteit van die leden
10. De niveaus van bestaanszekerheid en bestaanskwaliteit (bestaanssituatie) vormen samen het bestaansniveau (levensstandaard).
11. Naarmate de bestaanszekerheid toeneemt krijgt de behoefte aanverbetering van de bestaanskwaliteit de overhand.
12. Het bestaansniveau van de leden van een gemeenschap vormt een indicatie voor het beschavingspeil van die gemeenschap.
II OOGMERKEN EN WERKING VAN RECHT, ETHIEK, MORAAL EN RELIGIE
13. Het recht beoogt een rechtvaardige gemeenschap.
14. De ethiek beoogt een betere gemeenschap door de leden bij hun streven naar verhoging van hun bestaansniveau op elkaar te betrekken.
15. De centrale ethische norm luidt: ‘gedraag je volgens een algemene norm waarvan je zou willen dat ze wet was’ (eerste grondbeginsel van de ethiek: categorisch imperatief).
16. De ethiek eist dat men de belangen van de ander in zijn zijn gedrag verdisconteert als waren het eigen belangen (tweede grondbeginsel van de ethiek: altruïsmebeginsel).
17. De werking van de ethiek leidt noodzakelijkerwijze tot de realisering van een gemeenschappelijk bestaansniveau.
18. De werking van de ethiek leidt noodzakelijkerwijze tot de bescherming vanwege de gemeenschap van het individuele bestaansniveau.
19. De moraal betreft de individuele dimensie van de ethiek. De ethiek betreft de gemeenschappelijke dimensie van de moraal (positieve moraal).
20. De religie beoogt de volmaaktheid van de mens.
21. Door religieuze inzichten en opvattingen bepaalde mens- en wereldbeelden beïnvloeden primair morele en secundair ethische waardensystemen.
22. De ethiek vormt de grondslag en de inhoud van het recht; het recht is een operationalisering van de ethiek.
23. Bepaalde religieuze waarden vinden via de ethiek hun doorwerking in het recht.
24. De ethiek en het recht hebben een modificerende en soms remmende werking op het streven naar optimalisering van het eigen individuele bestaansniveau ten gunste van dat van de ander.
III OBJECT VAN RECHT, ETHIEK, MORAAL EN RELIGIE
25. Recht en ethiek hebben primair de gemeenschap en secundair de individuele mens als object.
26. Moraal en religie hebben primair de individuele mens en secundair de gemeenschap als object.
27. Recht en ethiek hebben betrekking op menselijke gedragingen zoals die zich extern manifesteren.
28. Moraal en religie hebben betrekking op de innerlijke gezindheid als drijfveer van menselijke gedragingen.
29. Recht en ethiek zijn behalve normatief ook attributief: ze vestigen naast plichten ook aanspraken voor anderen op nakoming van die plichten.
30. Moraal en religie zijn uitsluitend normatief: zij vestigen plichten, maar geen aanspraken voor anderen op de nakoming ervan.
IV OVER RECHTVAARDIGHEID
31. Rechtvaardigheid (gerechtigheid) betekent dat eenieder het zijne/hare moet worden gegeven (suum cuiquebeginsel).
32. De rechtvaardigheid stelt eisen aan de wijze waarop het individuele en het gemeenschappelijke bestaansniveau worden gerealiseerd.
33. De rechtvaardigheid eist dat het individueel bestaansniveau van de één niet ten koste van dat van de ander wordt gerealiseerd (eerste grondbeginsel van het recht: non laedensbeginsel).
34. De rechtvaardigheid eist dat het gemeenschappelijke bestaansniveau voor alle leden van de gemeenschap wordt gerealiseerd (tweede grondbeginsel van het recht).
35. De rechtvaardigheid eist dat alle leden van de gemeenschap naar vermogen bijdragen aan de realisering van het gemeenschappelijke bestaansniveau (derde grondbeginsel van het recht).
36. De rechtvaardigheid draagt bij aan het realiseren en bewaren van de vrede.
37. Maatschappelijke vrede vereist een evenwicht tussen aanspraken en plichten betreffende het gemeenschappelijke bestaansniveau.
38. Persoonlijke vrede vereist een evenwicht tussen aanspraken en plichten betreffende het individuele bestaansniveau.
39. Om aan de rechtvaardigheidseisen te kunnen voldoen, dient de realisering van het gemeenschappelijke en de bescherming van het individuele bestaansniveau te geschieden door overheidsorganen.
40. Wetgeving, bestuursbesluiten en rechtspraak zijn de rechtsinstrumenten ten behoeve van de realisering van het gemeenschappelijke en de bescherming van het individuele bestaansniveau.
41. Rechtvaardigheid betreft de materiële kant en rechtmatigheid de formele kant van het recht
V RECHTSNORMEN EN ANDERE NORMEN
42. Via wetgeving, bestuursbesluiten en rechtspraak worden ethische waarden omgezet in rechtsnormen.
43. Rechtsnormen en ethische normen zijn naar herkomst heteronoom: ze worden door of vanwege de gemeenschap opgelegd, onafhankelijk van het individuele geweten en de eigen overtuiging van de persoon voor wie ze gelden.
44. Morele en religieuze normen zijn naar herkomst autonoom: ze komen voort uit het individuele geweten en de eigen overtuiging van de persoon voor wie ze gelden en binden de persoon uit dien hoofde.
45. Naarmate de heteronome normen van recht en ethiek beter aansluiten bij de autonome normen van moraal en religie is hun draagvlak in de gemeenschap groter en hun werking effectiever.
46. Rechtsnormen en ethische normen worden onder gemeenschapsdwang gehandhaafd.
47. Morele en religieuze normen worden gehandhaafd door het individuele geweten en vanuit de eigen overtuiging van de persoon voor wie ze gelden.
48. Rechtsnormen worden, anders dan ethische normen, uitsluitend door daartoe door of vanwege de rechtsgemeenschap bevoegd verklaarde overheidsorganen vastgesteld en gehandhaafd op een door of vanwege de rechtsgemeenschap bepaalde wijze.
49. Rechtsnormen worden, anders dan ethische normen, in een rechtsgemeenschap desnoods tegen de wil van de persoon voor wie ze gelden van overheidswege gehandhaafd.
VI RECHTSBETREKKINGEN
50. Waar geen mensen zijn, manifesteert het recht zich niet.
51. Het recht bestaat uitsluitend in relaties tussen mensen.
52. Het recht bestaat in een relatie tussen ten minste twee mensen.
53. Autonome rechtsaanspraken van dieren of van de natuur kunnen wegens strijd met het wezen van het recht niet bestaan.
54. Het recht beheerst dominant de relaties tussen mensen.
VII RECHTSBRONNEN
55. Een rechtsbron is de in de werking van de in het gemeenschappelijke rechtsbewustzijn levende rechtsbeginselen gelegen oorsprong van rechtsnormen.
56. Rechtsbronnen in materiële zin (primaire rechtsbronnen) zijn de maatschappelijke gedragingen waaruit de werking van rechtsbeginselen blijkt.
57. Rechtsbeginselen manifesteren zich in bepaalde maatschappelijke gedragingen als ongeschreven rechtsnormen.
58. Ongeschreven rechtsnormen zijn de voortvloeisels van rechtsbronnen in materiële zin.
59. Gewoonterecht is de uit een vast handelingspatroon blijkende werking van ongeschreven rechtsnormen.
60. Rechtsbronnen in formele zin (secundaire rechtsbronnen) zijn de overheidshandelingen waarbij rechtsbeginselen worden omgezet in geschreven rechtsnormen.
61. Rechtsbeginselen manifesteren zich in bepaalde overheidshandelingen als geschreven rechtsnormen.
62. Geschreven rechtsnormen zijn voortvloeisels van rechtsbronnen in formele zin.
63. Geschreven rechtsnormen worden vastgesteld bij verdragen, wetten, bestuursbesluiten en rechterlijke uitspraken.
64. Naarmate de geschreven rechtsnormen beter aansluiten bij de ongeschreven rechtsnormen is hun draagvlak in de gemeenschap groter en hun werking effectiever.
VIII RECHTSBEGINSELEN
65. Rechtsbeginselen zijn in ethische beginselen gefundeerde abstracte waardenmaatstaven die ten grondslag liggen aan rechtsnormen.
66. Rechtsbeginselen delen in de structuur van rechtsnormen en bepalen in abstracto hun inhoud.
67. Rechtsbeginselen bestaan uit een doelgerichte rechtsplicht die geldt in een algemene situationele context.
68. Vanwege zijn aard biedt het rechtsbeginsel in uiteenlopende omstandigheden een unieke gedragsnorm.
69. Rechtsbeginselen kunnen niet met elkaar in strijd zijn en kennen een onderlinge hiërarchische verhouding.
70. Rechtsbeginselen worden ongeschreven rechtsnormen doordat voldaan wordt aan hun toepassingsvoorwaarden.
71. Rechtsbeginselen worden geschreven rechtsnormen door de bepaling van overheidswege van norminhoud en toepassingsvoorwaarden.
72. Rechtsbeginselen zijn als specificaties van de ethische grondbeginselen gericht op de realisering van de rechtvaardigheidseisen.
73. Tussen rechtsbeginselen zijn niveauverschillen te onderscheiden wat betreft normatieve betekenis (gelding) en werkingssfeer.
74. De werking van rechtsbeginselen is in de kern sterker dan in de periferie.
75. Maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot evolutie van bestaande rechtsbeginselen en daardoor tot genese van nieuwe rechtsbeginselen.
76. Rechtsbeginselen bepalen in abstracto de op de realisering van de rechtvaardigheidseisen gerichte inhoud van rechtsnormen.
77. De grondbeginselen van het recht vinden een eerste uitwerking in de mensenrechtenbepalingen.
78. Door concretisering van hun personele werking worden de rechtsbeginselen uit de mensenrechtenverdragen rechtsnormen die hun verwezenlijking eisen.
79. De mensenrechtenverdragen bevatten de belangrijkste rechtsbeginselen betreffende een universeel bestaansniveau.
80. De mensenrechtenverdragen bepalen de ontwikkelingsrichting naar een universeel bestaansniveau.
IX RECHTSIMPERATIEVEN
81. Vrijheid, gelijkheid en burgerschap zijn rechtsimperatieven in verband met de realisering van de rechtvaardigheidseisen.
82. Vrijheid is een noodzakelijke voorwaarde voor de realisering van de rechtvaardigheidseisen.
83. De rechtvaardigheid eist beperking van de vrijheid omwille van de vrijheid van anderen.
84. Door de vaststelling van het gemeenschappelijke bestaansniveau wordt de onzekere individuele vrijheid omgezet in een collectieve vrijheidsgarantie.
85. Gelijkheid is de centrale leidraad bij de inhoudsbepaling van de rechtvaardigheidseisen.
86. Absolute gelijkheid betekent in het recht dat eenieder aanspraak heeft op het gemeenschappelijke bestaansniveau en daaraan dient bij te dragen.
87. Relatieve gelijkheid betekent in het recht evenredigheid in aanspraken op en bijdragen aan het gemeenschappelijke bestaansniveau.
88. Burgerschap betreft de persoonlijke hoedanigheid in verband met de realisering van de rechtvaardigheidseisen.
89. Burgerschap betreft de persoonlijke capaciteit in verband met de realisering van de rechtvaardigheidseisen.
X RECHTSDOELMATIGHEID
90. Rechtszekerheid en rechtseenheid zijn doelmatigheidseisen geldend voor de vaststelling van rechtsnormen.
91. Rechtszekerheid eist dat rechtsnormen duidelijk en duurzaam zijn.
92. Rechtseenheid eist consistentie en transparantie van rechtsnormen.
MENSENRECHTENBIJLAGE
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Rubrieken
- cadeauboeken
- computer en informatica
- economie
- filosofie
- flora en fauna
- geneeskunde
- geschiedenis
- gezondheid
- jeugd
- juridisch
- koken en eten
- kunst en cultuur
- literatuur en romans
- mens en maatschappij
- naslagwerken
- non-fictie informatief/professioneel
- paramedisch
- psychologie
- reizen
- religie
- schoolboeken
- spiritualiteit
- sport, hobby, lifestyle
- thrillers en spanning
- wetenschap en techniek
- woordenboeken en taal